maandag 23 januari 2012

Bear and polarlight.



Een kleine ijsbeer, gevangen in het poollicht. Geschilderd met grove kwast, om kwaststreken te oefenen.

Huisdieren.


HUISdieren.

Die hebben we niet, op een paar oude vissen na. Hou me ten goede, we zijn echt geen beestenhaters, vinden ze in de natuur prachtig, maar kriebels, jeuk, niezen, eczeem, kortademigheid en ander allergieleed maakt dat we geen dieren in huis kunnen hebben. Dat is bij andere bewoners van de stapel woningen om ons heen wel anders en dat merken we meer en meer.
Een tijdje geleden begon het in onze bijkeuken bijzonder onfris te ruiken. Vreemd, want in die ruimte staat – naast een hele batterij technische voorzieningen die het huis up to date houden – de wasmachine en de droogtrommel die zowat om de dag hun rondjes draaien. Ze worden gevoed met welriekende wasmiddelen en wasverzachters, in de winter zelfs voorzien van antistatische droogdoekjes. Daarom fungeert het 'washok' vaak als luchtverfrisser voor het hele huis.
Nou moet u weten; wij zijn de gelukkige bezitters van een kelder. Heerlijk diep, kurkdroog en fris, met een raampje op het noorden en een deur die uitkomt in de bijkeuken. Naar mijn mening zou elk huis een kelder verdienen, het spaart op zijn minst één koelkast uit en kost geen stroom.
Maar goed, ook in die gekoesterde kelder bleek een vreemd luchtje te hangen dat maar niet wilde verdwijnen, ondanks een degelijke schoonmaakbeurt met verschillende scheuten milieuonvriendelijk gloor. Het hielp allemaal niks. Het raadsel van de vieze luchtjes werd er niet door opgelost.
Tot een paar dagen geleden, toen we eindelijk zonder nat te worden van de regen weer eens onze tuin konden inspecteren. En wat bleek?
In het iets verdiepte nisje voor het kelderraampje lag een hoop stront. Van katten? Honden? Wie zal het zeggen, maar blijkbaar heeft een of ander beest juist dat plekje gekozen om als openbaar toilet te gebruiken. Gatver!
Dan kom ik nu terug op mijn titel. Huisdieren horen naar mijn bescheiden mening in huis en het stoort ons dat die beesten blijkbaar steeds vaker door hun baasjes de deur wordt gewezen. O ja, het is o zo makkelijk het dier snel op straat te smijten wanneer je gaat werken en de deur achter je sluit. Dan hoef je later tenminste niet die zooi van je geliefde lapjeskat op te ruimen, toch? En een hond is ook snel zonder een lijntje uit te laten in de openbare groenvoorziening van de gemeente. Plaats genoeg en niemand die het ziet dat je te lui bent om zijn uitwerpselen in de hondenbak te deponeren. Nee, je handen zouden eens smerig worden zeg!
We kunnen de katten die rond onze woning zwerven nauwelijks tellen, hun aantal stijgt gestaag. We horen ze als kwade baby's krijsen en krollen, zien ze achter kleine vogeltjes aanjagen en hebben ook geconstateerd dat vissen in vijvers ook niet meer veilig zijn. Hebben ze zo'n honger? Krijgen ze geen eten van de baas?
Even snel over het groene pleintje voor onze deur lopen resulteert steevast in schoenen vol met hondenpoep. Bij warm weer – in de zomer vooral – hangt er een penetrante hondendrollenlucht omdat zowat het halve dorp meent er zijn trouwe viervoeter uit te moeten laten. Terwijl er banken staan voor de toeristen, om even 'lekker' op te picknicken …
Mensen, dit kan toch niet. Een huisdier bezitten brengt verantwoording met zich mee. Ook sociale verantwoording; laat jou huisdier een ander niet tot last zijn. Heb je geen tijd voor het beestje? Kost het teveel centjes om zijn voer te kopen – wat ik me in crisistijd best kan voorstellen – of vind je het dier bij nader inzien toch niet leuk? Regel dan een oplossing. Maar laat niet als dank de rotzooi bij de buren.
Wij hebben de kattenstront verwijderd, al blijkt het beest vasthoudend te zijn. Op ons boodschappenbriefje staat nu de opdracht om een of ander middel te gaan zoeken waardoor het kattentoilet niet meer aantrekkelijk is voor het beest. Ook gaan we plantjes aanschaffen die katten en honden niet zo prettig vinden. Om ons kelderraampje te beschermen, en ook om de tuin een leuker aanzien te geven.
Maar dat is een weer ander verhaal.

 

maandag 2 januari 2012

Mijn naam.


What's in a name …

 

Maanden, nee misschien wel een jaar lang heb ik er over nagedacht. Welke naam geef ik mijn schrijfsels mee. Doe ik het met mijn eigen vertrouwde letters die ik dagelijks draag, of ga ik voor het pseudoniem? Ik moet er een keuze in maken.
Maar is een pseudoniem voeren niet te hooghartig? Hoe nemen lezers -en vooral bekenden- mijn keuze voor het voeren van een schuilnaam op?
'Je durft zeker geen verantwoording af te leggen! Ben je bang voor kritiek? Schaam je je soms?' Ik hoor het al rondzoemen.
Nee mensen, dat is het niet. Ik ga vol voor mijn woorden op papier en neem er alle verantwoording voor. Schamen hoef ik me niet, ik schrijf over alledaagse zaken en niet over hypergevoelige onderwerpen, mensen beledigen ligt niet in mijn aard. Af en toe een kwinkslag maken naar mistoestanden mag en gevoelens en emoties uiten ook. Choqueren niet. Dat laat ik aan anderen over. Laf? Misschien, dat kan je mening zijn maar die deel ik uiteraard niet.
Ik schrijf omdat ik het een heerlijke vorm van ontspanning vind. Het geeft me de kans om die zaken die me bezig houden aan het papier toe te vertrouwen en zo een plekje in mijn leven te geven. Om te dromen en te fantaseren, frustraties weg te schrijven, anderen te troosten of te raken met een paar gekrabbelde woorden, een publiek te boeien met een zelfgeschreven dialoog. Papier is geduldig, je kunt het bewaren of kapot scheuren, beschilderen, fotograferen, er maskers van maken. Mogelijkheden genoeg.
Alles van me af praten - en er onbedoeld anderen mee lastig vallen - daar heb ik geen zin in. Opnemen als filmpje en dat op het Internet gooien zie ik mezelf ook niet snel doen. Het te bezingen: daar ben ik te oud en te lelijk voor.
Ken jezelf. Na enig onderzoek weet ik dat ik een persoon ben die enorm gehecht is aan vrijheid. Niet alleen aan onze vrijheid van meningsuiting, maar ook aan de persoonlijke vrijheid in denken en doen. En het is juist die vrijheid die ik zo nodig heb bij het schrijven; me ongehinderd weten door niets en niemand. In het schrijven ben ik een eenling en zoek daarbij bewust naar eenzaamheid. Dit is mijn grootste argument om te kiezen voor een schuilnaam, een pseudoniem, of zoals je wilt: een masker.
Er speelt echter ook nog wat anders. Vraag het aan de BN-ners, de sterren, de prinsen en prinsessen van deze wereld. Wanneer je bekend bent bij een groter publiek, ligt ook je privéleven op straat. Sociale controle is goed, maar als elke stap die je zet onder een vergrootglas wordt gelegd, is dat ronduit vervelend. Dat geldt zeker voor die mensen waarmee je het leven deelt.
Kritiek, spot, commentaar op datgene wat ik neerpen, mag je me altijd in de schoenen schuiven. Wat ik ronduit haat, is dat mijn geliefden worden aangevallen op de dingen die ik doe. Zij schrijven niet, zij willen niet spreken in het openbaar, niet optreden. Ze hebben er voor gekozen om daar niet bij betrokken te worden. Mijn maatjes hebben immers hun eigen vrijheid broodnodig, en dat respecteer ik.
Vandaar dus het ontstaan van Beca Frank. Een naam die ik na lang zoeken heb gevonden en die uitstekend bij me past.

Dozen.


Een leuk plaatje, gemaakt naar aanleiding van de schilderopdracht ‘dozen’. Om de dozen sec af te beelden was me te saai, dus vandaar dit duiveltje. Als verrassing uit de dozen.


Maskers.


Als rode draad door mijn schilderwerk loopt de fascinatie voor maskers. Telkens weer haal ik inspiratie uit de wereld van het theater. In het afgelopen jaar heb ik besloten om -als ik door lesstof niet aangezet wordt om andere onderwerpen ter hand te nemen- de rollen uit het Commedia dell'arte theater op doek te gaan zetten.
Dit is het eerste exemplaar, de Zanni.
Ik heb de afbeelding ook gekozen als avatar voor mijn blog. Waarom? Omdat ik door het leven ga als Zanni, de clown, de pias, de vrolijke noot. Maar onder Zanni's huid gaat de denker, de dromer en de melancholieke mens schuil. De man of vrouw die serieus over alles wat op zijn of haar pad komt nadenkt. Die tweeslachtigheid zit ook in mij.