Heerlijk, een maand met zon, aangename temperaturen en
elke-dag-de-tuindeur-open momenten. Het lijkt wel zomer. Omdat we ook een
zachte winter achter de rug hebben heeft de winterblues mij dit jaar nauwelijks
geraakt en dat voelt uiterst prettig. Dit is puur genieten, wat ben ik toch een
goed-weer mens! Als ik tijdens koningsdag in mijn tuin van een oranjetompouce zit te smullen, kan ik niet anders zeggen dan; het leven is een feestje.
Over feest gesproken; onlangs was ik bij de uitreiking van een boek met de titel één groot podium. Een lijvig exemplaar
van méér dan een kilo, dat verhaalt over 150 jaar amateurtoneel in Noord-Brabant.
Gewone mensen – geen BN-ners maar amateurs – die toneel spelen in kleine en
grote zalen, op een megagroot podium, tussen de schuifdeuren in huis of vóór de
bar in de plaatselijke kroeg. Vaak ook zónder een dak boven hun hoofd. Producties in
bossen, fabrieken, op pleinen en in straten, zodat het publiek letterlijk in het verhaal dat men uitbeeldt kan
kruipen.
Of het nu regent of de zon hoog aan de hemel staat, hun voorstellingen
gaan door. Velen van hen die ooit met angstige ogen naar samenpakkende onweerswolken
boven hun speelvlak staarden, klaar om in te grijpen mocht het gevaarlijk
worden, zouden jaloers geweest zijn op de weersomstandigheden van juist deze uitzonderlijke
aprilmaand.
De man die het boek heeft geschreven is een innemend mens en
een bevlogen inspirator van het theatercircuit waarin ik soms ook mijn ding mag doen.
Na zijn pensionering als professioneel theateradviseur kon hij het niet laten
om door te gaan op de weg die hij lang geleden is ingeslagen. Hij regisseert, maakt
liedjes, tekent en schrijft. Zijn boekwerk is de afsluiting van een hele mooie
tijd in Brabant.
Ik kan niet anders dan hem gelijk geven als hij me
toevertrouwd nog lang niet met zijn hobby klaar te zijn. Bladerend door het
boek komen herinneringen van veertig jaar theaterplezier mijn brein
binnenwandelen en prijs ik me gelukkig dat ik een heel klein radertje mocht
en mag zijn in het rad dat amateur-theaterkunst heet. Die herinneringen maken me week,
doen me verlangen naar de glorietijden van de jaren zeventig en tachtig van de
vorige eeuw. Verdorie, ik word oud!
In die decennia floreerde het amateurtheater als nooit te
voren. Er was openheid, vrijheid, gedrevenheid. Ondersteunende instanties voor
het amateur theatercircuit schoten als paddenstoelen uit de lucht, deeltijdopleidingen
en cursussen lagen klaar voor iedereen die ook maar iets in de sector wilde
leren. Alles mocht, alles kon. Taboes waren verdwenen en we werden uitgedaagd
om onze kunstjes naar een hoger plan te trekken. En dat lukte.
Wedstrijden werden gewonnen, de inspiratie was overal
aanwezig, geld lag voor het grijpen, al dan niet in de vorm van sponsoren, subsidies
en aanmoedigingsfondsen; de
mogelijkheden waren eindeloos.
De komst van dit boek voelt voor mij alsof er een periode
afgesloten wordt. Helaas. De crisis en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen
draaien het kunst- en cultuurwereldje letterlijk de nek om. Ondersteunende
instituten worden opgeheven, adviseurs en raadgevers wegbezuinigd, en dan zwijg ik maar over het wegvallen van de noodzakelijke geldstromen buiten de overheid om. De crisis hakt hier meedogenloos als een nietsontziende bijl door een oud kostbaar bos.
Alle kennis, opgeslagen in bibliotheken en databanken zal
nauwelijks meer voor de leek benaderbaar zijn en daarom komt deze uitgave van
Pharos op het juiste moment. Het zal in de toekomst kunnen dienen als
inspiratiebron en leidraad van hoe het wél zou moeten.
Ik vraag me sterk af of het culturele circuit – en dan met
name dat deel dat zich niet professioneel
met cultuur bezighoudt – deze kaalslag zal overleven.
Je niet gesteund voelen door een overheid vraagt kracht,
doorzettingsvermogen en inventiviteit. Amateurs die zich ondanks dat, met
creativiteit en tomeloze energie in willen zetten om hun medemensen op wat voor
gebied dan ook te amuseren, krijgen het zwaar. Het is triest dat onze overheden
hen zo laat vallen.
We gaan weer opnieuw het wiel uitvinden, drijven op routine
… of gooien het bijltje erbij neer. De tijd zal leren waar het ons, amateurspelers gaat brengen
in de toekomst.
Wat mezelf betreft probeer ik niet te somber te zijn en ga
vol energie beginnen aan een volgende uitdaging: spelen én zingen in een
komedie die gezegend is met de titel ‘Moord in de kerststal’. Het is een
theaterspektakel met een echt orkest in de zogenaamde Engelse panto stijl. En als je niet weet wat dat is, hou dit blog
in gaten en kom een paar weken voor Kerstmis maar eens kijken. We bieden je
heel veel plezier voor een zacht amateurprijsje.
Naast het spelen en zingen kruip ik als kostuummaker achter
de naaimachine. Dit keer zijn het geen maskers die ik moet fabriceren, maar
zullen het lieve engelenjurken, spiegeltjes-schitterende topperspakken,
voorname Driekoningen-gewaden, zachte schapenvachten,
Maria-zwangerschapsbroeken en goud-grote sterren die we over het hoofd heen aan
kunnen trekken gaan worden.
Nu ik dit lijstje voor me zie begin ik me toch een beetje
zorgen te maken: de komende zomermaanden mag het natuurlijk heerlijk zonnig weer
worden; maar alstublieft … niet té heet!