vrijdag 24 oktober 2014

Theaterkostuums, deadline: zes weken …



Het einde van mijn costumièrebestaan nadert. Nog een week of zes en dan moeten alle theaterkostuums schitteren op de bühne. Mijn ik-moet-klaar-zijn-termijn staat op het einde van deze maand, na oktober wens ik niet langer als mol in mijn atelier tussen de pluizen en de balen stof begraven te worden!
Er staan straks zestig mensen op het podium, variërend in leeftijd tussen de zes en de zeventig en die worden allemaal aangekleed. Sommigen hebben meer dan één kostuum nodig, anderen kunnen volstaan met het dragen van dagelijkse kleding die men zelf in de kast heeft hangen en die ik alleen maar hoef te verzamelen. De rest heb ik eigenhandig ontworpen en gemaakt, met wat hulp van enkele spelers.
In een eerder blogbericht heb ik beloofd wat dieper op kostumering van acteurs in het theater in te gaan omdat het maken van podiumkostuums anders in zijn werk gaat dan het maken van draagbare normale kleding, dus bij deze!
Wat je altijd voor ogen moet blijven houden bij het fabriceren van theaterkostuums: het gaat om het uiterlijk! Hoe moet het totaalplaatje op het podium of de film er uit komen te zien?
Vooral de afstand tussen het publiek en de acteurs is belangrijk, want die kan groot zijn. Speel je in een goed belichte zaal of wordt het de buitenlucht? Wat ziet het oog van de toeschouwer?
Bij filmopnames bijvoorbeeld, gaat het juist om de kleine details die zichtbaar zijn bij het inzoomen van de camera. En omdat beelden niet altijd in chronologische volgorde worden opgenomen is het van het grootste belang dat de kleding altijd hetzelfde aan een lijf van de speler zit, ook na lange tijd nog.
Denk aan de grote Engelse kostuumdrama’s in de bioscoop of op tv en aan het niet-historische plastic waterflesje dat ongewild in beeld verschijnt. Eén niet kloppend onderdeeltje, hoe klein ook, verstoort de illusie die de filmmaker aan het publiek wil tonen. Elk detail is belangrijk bij dergelijke projecten, daarom slokken die filmproducties wat betreft aankleding ook een groot deel op van het beschikbare budget.
Gelukkig kunnen we gebruik maken van de nieuwste stoffen om kleding na te maken uit vorige eeuwen, hoewel bij belangrijke kostuums nog altijd gewerkt wordt met oude naaitechnieken en natuurlijke (prijzige) stoffen die ook in de desbetreffende tijd gedragen werden. Het verwerken ervan hoeft niet meer met de hand, naaisters hebben de modernste naaimachines tot hun beschikking. Toch komt er nog veel handwerk aan te pas. Er moet deskundig personeel beschikbaar zijn en dat drijft de productiekosten op. En dan heb ik het maar niet over de hoeveelheid tijd die nodig is om de kostuums – met alles wat erbij hoort aan accessoires – te maken, de acteurs te grimeren en aan te kleden.
Gezien het bovenstaande is het logisch dat theatergezelschappen op dit moment niet snel voor grote kostuumdrama’s kiezen omdat deze simpelweg te kostbaar zijn. Toneelstukken worden tegenwoordig gekozen op basis van het gegeven: ‘Toneelspel? Oké, maar simpel uit te voeren!’ Bezuinigingen en het ontbreken van sponsoring zorgt de laatste jaren voor een ware culturele kaalslag.
Zeker amateurtoneelverenigingen die rond moeten komen met contributiegelden van hun leden hebben het moeilijk. Je ziet het ook in de theaters; er worden nauwelijks toneelstukken opgevoerd die grote decors of historische kostuums bevatten. Naast modernisering binnen het vak drama spelen financiële middelen hierbij een grote rol.
Dat geldt ook voor het clubje waar ik voor werk, elke cent wordt drie keer omgedraaid voordat hij moeizaam wordt uitgegeven. Maar dat is niet altijd negatief; het kan ook een uitdaging zijn om van niets iets te maken! Ik kan je verzekeren dat de voldoening er niet minder om voelt.
Wanneer publiek op grote afstand zit zal het niet alle details van een kostuum kunnen waarnemen en daar kun je als naaister gebruik van maken. Je kunt het oog van de toeschouwer misleiden. Een simpel voorbeeld: een actrice draagt een plooirok. Normaal gesproken vraagt een echte plooirok een grote hoeveelheid stof en dat is duur. In dit geval maak ik de plooien niet diep, maar een centimeter of zo. Op de plooilijnen leg ik een dikke draad garen of band en stik er met een zwarte brede zigzagsteek overheen. Of ik los het op door op bepaalde afstanden doorzichtige zwarte repen stof op een bijna gladde rok te stikken of te strijken. Voor het oog van het publiek dat op afstand zit zal een dergelijk kledingstuk een plooirok lijken terwijl hij dat in feite niet is.
Nog een paar voorbeelden. Dames in massale rokken met vele onderrokken. Al die onderkleding is niet nodig als je de bovenrok van zijde vervangt door glanzend stug materiaal, of stof gebruikt die je aan de binnenzijde verstevigd met bijvoorbeeld plakvlies. Hij blijft dan uitstaan. Of maak er een ballonrok van, die lijken dikker. Naai onder in de zoom, of op gepaste afstand in de rok tunnels met daarin een stugge hoepel van elektriciteitsbuis, elastische gordijnroede of iets dergelijks. Stik op storende naden en achter/onder op de zoom een randje kant geknipt uit oude vitragegordijnen dat er net onderuit piept, en het effect op afstand is hetzelfde.
Heren in (rok)kostuums met vestjes, cumberbands en hoge broeken. Op een podium is het vaak warm en met meerdere dikke lagen kleding acteren is niet fijn. Laat de acteur een simpel T-shirt dragen. Naai de voorkant van een gilet vast aan de binnenkant van de jas. Draagt hij altijd een overjas? Naai de voorkant van een – eventueel bestaand oud – colbert aan de binnenkant van de voorpanden van de overjas. Die hoge broek die niet af mag zakken? Klittenband aan de binnenkant van de broeksband en op het T-shirt! Geen complete bloes of overhemd; losse stukken kraag en manchetten zijn gemakkelijk te maken aan een bestaand shirt of colbert!
Ons bien zuunig! Als naaister bewaar ik veel: knip oude knopen van kleding af, ontmantel versleten rugzakken om bijvoorbeeld sluitingen en stevige banden te bewaren, torn een nog goede rits uit versleten kleding. Een lap stof die ik over heb en die groter is dan een halve meter, verdwijnt in een krat; voor later. Theaterkostuums smeken om gemaakt te worden van versleten, verkleurde lappen en oud materiaal. Dan ziet het er namelijk uit alsof het lange tijd gedragen is!
Wat het materiaal betreft; denk out of the box  aan plastic vuilniszakken, stevig papier, karton en zeildoek. Je zult verrast zijn wat je er allemaal van kunt maken. Of teken die zak of knopenlijst op een jasje met donkere textielstiften. Met acrylverf die door kunstenaars wordt gebruikt kun je accenten of schaduwen maken op textiel. Alles draait … om het uiterlijk!
Patronen van historische kostuums? Op het Internet is veel te vinden en als je een beetje affiniteit hebt met patroontekenen kun je bijna alles namaken. Het is vaak een kwestie van aanpassingen doen aan een goed basispatroon.
De meeste patronen die bij dit project zijn gebruikt, heb ik ‘versimpeld’. Ze bestaan uit rechte banen stof. Drie banen voor het voorpand, drie banen voor het achterpand. Als je de foto’s goed bestudeert zie je dat ook. Als je het systeem op het merendeel van de kostuums toepast geeft dat voor het totaalbeeld eenheid. Er zijn gelukkig legio historische kostuumpatronen te koop. Kijk niet naar de foto van het gemaakte kostuum, maar naar het getekende patroon. Wat kun je ermee? Wat is het effect bij gebruik van andere stoffen?
Goochel met de pasvorm. In de theaterproductie waarmee ik bezig ben komt een groep van ruim 25 muzikanten voor die – verkleed als engel – op het podium zit. Het is ondoenlijk om van iedereen secuur de maat te nemen voor een persoonlijk kostuum. Acteurs nemen elkaars rol – dus elkaars kostuum – ook wel eens over. Kostuums moeten dus een maat krijgen waarin verschillende personen passen.
Lengte is snel aan te passen door zomen er in te strijken met een reep dubbelzijdig plakvlies dat later los te halen is. De breedte van het kostuum kan worden veranderd door plooien in de schouders. Riemen of flexibele elastiek met een stoppertje in een tunnel aan de binnenkant doen wonderen.
De meeste kostuums worden maar een paar uurtjes achter elkaar gedragen, maar moet je wel kunnen wassen, zeker het bovendeel. Er wordt immers veelvuldig geschminkt! Als kleedster heb ik standaard een volle doos veiligheidsspelden en ducttape in mijn tas! Tegenwoordig ontbreekt ook een tubetje textiellijm niet om ongelukjes te herstellen.
De kinderkostuums in deze productie hebben geen mouwen maar alleen een bovenpas met daaraan een wijd rokdeel, bolerootjes of een soort dubbel schort. Alle kinderen dragen een T-shirt met lange mouwen en een maillot van dezelfde kleur als basis. Daar overheen komen de kostuums en die bepalen het uiterlijk!
De belichting van een theaterpodium doet veel voor kostuums. Lichttechnici worden dol van spierwitte of glimmende kleding, dat geeft enorme reflectieproblemen. Alles wat wit moet zijn, maak je van beige stoffen, het theaterlicht zorgt er wel voor dat het wit lijkt! In mijn productie echter moet alles glimmen en blingbling zijn, een crime voor de lichtman, maar heerlijk om een keer te maken! Niet met dure pailletten, maar met afgedankte kerstversieringen, een lijmpistool en glitterpoeder.
Het maken en ontwerpen van theaterkostuums kent nog veel meer aspecten die ik hier niet allemaal bespreek, je zou er een boek over vol kunnen schrijven. Rekening houden met de rolkarakters, overleg met regisseurs, producenten, sponsoren, decorontwerpers enzovoorts.
En last but not least, de acteur moet zich prettig voelen in een kostuum. Hij moet alle mogelijkheden behouden om te kunnen springen, dansen, staan en zitten. Daarom heb ik dit keer een speciaal harnas moeten maken voor één van de engelen: het dragen van hele grote vleugels tijdens het acteren blijkt nog niet zo eenvoudig te zijn!
Nieuwsgierig geworden? Meer vragen? Kom naar de voorstelling kijken of neem contact met me op. By the way: ik zal na de uitvoeringen een foto posten van de hele groep in kostuum, … de complete kostumering van dit theaterspektakel ‘Moord in de Kerststal’ is namelijk na Nieuwjaar te koop!

maandag 13 oktober 2014

Modewoorden.



Het is misschien omdat ik taalgevoelig ben maar het valt me gewoon op. Het gebruik van modewoorden; trendy uitdrukkingen en uitlatingen die mensen overvloedig gebruiken. Waarom? Om er bij te horen? Te laten merken dat men van alle markten thuis is of om op te vallen?
Het zijn vaak woorden uit een andere taal of uitdrukkingen uit specifieke vakgebieden. Dus als je die gebruikt lijkt het alsof je verstand van zaken hebt of een andere taal zodanig beheerst alsof het je moedertaal is. En iedereen mag dat weten … nee, moet dat weten.
Maar werkt dat? Begrijpt men zelf wat men zegt?
Soms snap ik als toehoorder echt niet waarover men praat en mijn woordenschat is toch ruim voldoende. Op zo’n moment bespeur ik bij mezelf enige schaamte. Net als ieder ander zeg ik niets en vraag geen uitleg want dan kom je al gauw als dom blondje over. Een woordenboek zit niet meer standaard in mijn broekzak dus zoek ik – op een stil plekje waar niemand het ziet – de betekenis van vreemde woorden en uitlatingen op. Mobiel Internet is en blijft toch een handig hulpmiddel.
Binnen onze dorpspolitiek heeft men het al jarenlang over synergie en participatie. Dat laatste snap ik maar aan dat woordje synergie heb ik een tijd moeten wennen. Dé geijkte uitdrukking die de dames en heren politici verzuchten aan het einde van hun betoog: dat levert synergie op! Wikipedia verklaart het een en ander. Het woord wordt gebruikt voor een situatie waarin het effect van een samenwerking groter is dan elk van de samenwerkende partijen afzonderlijk zou kunnen bereiken. Wiki verteld natuurlijk niet hoe je dat kunt bewerkstelligen en in onze gemeenteraad wordt daarover stevig woordelijk geknokt.
Ik heb er nog eentje: adlips. In talentenjachten en tv-programma’s wordt dit woordje te pas en te onpas de ether in gesmeten. Die zoektocht naar zijn betekenis levert meer problemen op. Het zou een verwijzing kunnen zijn naar het Latijnse Ad Libitum, iets toevoegen dus. Maar het lijkt er meer op dat men de snelle toonhoogteverschuivingen of – in het Nederlands – de riedeltjes en trillerige uithalen bedoeld. Als je verstand hebt van adlips heb je het helemaal gemaakt in de artiestenwereld!
Oké, weer wat geleerd. Aangezien ik af en toe een zanglesje krijg om mijn prestaties op het podium in de toekomst draaglijk te maken, komt dat goed van pas. Ik oefen dus op adlips.
Dat lukt me niet met straattaal. Je weet wel, taal die afkomstig lijkt te zijn van allerlei etnische groepen in de samenleving en klanken in zich heeft uit alle landen van de wereld. Een nieuwe, levendige taal, waar ik – simpele plattelander – niks van snap. Maar … een interessante uitdaging! Ook daar ben ik ingedoken. Er is een heus straatwoordenboek; ‘a sma ede wous!’ Dat meisje is gek in haar hoofd: voor mij is het leren van straattaal helaas net een stap te ver die ik niet ga zetten.
Laatst kreeg ik een vraag over mijn bucketlist. Ieder serieus ziek persoon schijnt die tegenwoordig te moeten hebben. Nou, mijn emmerlijst is leeg. Ik maak ook geen emmerlijst, schrijf alleen lijstjes met boodschappen die gehaald moeten worden of zaken die ik moet onthouden. Als er dingen zijn die ik persé wil doen of meemaken voor ik dede ben, doe ik die gewoon niet voor het oog van een camera en puur voor mijn eigen plezier. En wat ik meemaak komt niet in de krant, ik wil er egoïstisch en in alle anonimiteit van genieten. Schud dat maar in je emmertje!
Natuurlijk wil ik bij de les blijven en niet onwetend overkomen. Ik betrap mezelf er op ongemerkt aan het taalspelletje mee te doen; modewoorden gebruiken.
Nu ik er over nadenk vind ik het niks. Populair willen doen en als kuddedier in trends meelopen kost energie en wat schiet je er mee op?
Onze Nederlandse taal is zo mooi, we hebben woordjes die men in andere talen niet kent. Probeer Engelssprekenden maar eens uit te leggen wat gezellig is. Door telkens anderstalige woorden te gaan gebruiken alsof het Nederlandse zijn vervuilen we ongemerkt onze taal en dat is jammer. Nee, geef mij dan maar onze zuiderburen. Die verzinnen gewoon voor elk buitenlands woord een Vlaams alternatief en integreren dat in hun primair taalgebruik. Dat zouden wij ook moeten doen, dan blijft onze taal levendig en uitdagend.
En laten we – zeker in de week van de alfabetisering – eerst onze eigen taal maar eens fatsoenlijk leren spreken en schrijven. Op dat gebied is nog veel voordeel te halen.
Als iedereen zijn moedertaal goed beheerst en begrijpt, verstaat men elkaar ook beter!

Theemuts.

Thee zetten. Duurzaam warm houden. Dat kan alleen met een ouderwetse theemuts. Maar in 2014 maak je met behulp van stukjes tafelzeil en een paar restjes stof een  moderne versie natuurlijk....