zaterdag 10 januari 2015

Stel dat ...




Stel dat …
Deze schrijfseltjes er niet meer zouden zijn en ik mijn hersenspinsels niet op papier kon zetten? Mijn arme hoofd zou exploderen van alle woorden die doelloos en onbegrepen vastgeketend zouden zitten in de krochten van wat men beschouwd als ons intelligente brein. Hun verlangen naar vrijheid zou tot over het kookpunt stijgen.
Schrijven begon met een simpel potlood, als zesjarige oefende ik eindeloos. Dat verliep als volgt: je tekende in het begin bibberige streepjes en krullen tussen twee op bepaalde afstand staande lijntjes – inclusief gestippelde hulplijnen – in een geel met rood schriftje. Om ten langen leste op de laatste bladzijde van dat boekje een sierlijk gezegde – in schoonschrift met hoofdletters –  te schrijven; Zalig Kerstmis en Gelukkig Nieuwjaar. Het eerste halfjaar op de lagere school zat er dan op.
Trots toonde ik mijn ouders de resultaten. Elke dubbele bladzijde van het schriftje werd beloond door een rode-krul-met-cijfer van de juf, gecompleteerd met een paars stempeltje dat je mocht inkleuren. Hoe hoger het cijfer, hoe groter het stempel. Een tien werd het nooit, ik bleek fijn-motorisch wat ongecontroleerd te zijn doch dat verbeterde met de jaren.
De kroontjespen verscheen ten tonele, samen met de inktlap die regelmatig kinderlijke en stiekeme boodschappen aan klasgenootjes verhulde. Leeslessen, schrijflessen en dictee schrijven waren mijn favoriete uurtjes. Dat vermaledijde rekenen? Daar had ik altijd ruzie mee.  Ik schreef liever een bladzijden lang opstel dan dat ik één rijtje sommen maakte. Met dat rekenen is het ook nooit meer goed gekomen.
Gelukkig werd de kroontjespen al snel vervangen door dozen vol van die lekkende blauwe BIC pennen waar iedereen het doorzichtige dopje van kapot kauwde. De voorraad die de juf kreeg was helaas niet genoeg om een vijfenveertig kinderen tellende klas te blijven voorzien van schrijfgerei. In mijn herinnering heb ik menig zelf verzonnen verhaaltje afgemaakt met het nooit falende zwarte potlood.
Met opstellen schrijven moest ik echter oppassen; ik maakte ze vaak te lang. En wat erger was; een goede opstelschrijver bleek een impopulair klasgenootje. Mijn hoge punten raakten bekend en tegen de tijd dat er verhalen geschreven moesten worden voor een rapportpunt bleek ik plotsklaps wél geliefd te zijn. Decennia later kwam ik er achter dat meesters en juffen zich kostelijk hadden geamuseerd met mijn onbeholpen pogingen schrijfsels in te leveren met een verdraaid handschrift. Gelukkig hebben ze het spelletje meegespeeld, mijn punten voor Nederlandse Taal waren altijd prima en compenseerden de dramatische toto-uitslagen voor Rekenen.
Naast het hongerig lezen van boeken  – zelfs ’s nachts, stiekem met een zaklamp onder de dekens – was schrijven de ideale manier om met emoties en frustraties om te gaan.
Ik schiep mijn eigen wereldje op papier met die gefantaseerde verhaaltjes. Gevoeligheden, teleurstellingen, geluk en verdriet van het verlegen en onzekere kind dat ik toen was vonden hun weg als letters, zinnen en kreten in zorgvuldig verstopte schriftjes en dagboeken die niemand anders ooit zou lezen.
De meesten heb ik verbrand of weggegooid omdat ik me er als jongvolwassene voor ging schamen. Daar heb ik wel spijt van, ze zouden een bron van inspiratie zijn geweest voor mijn schrijfseltjes van nu. Want schrijven doe ik nog steeds, al heb ik de schaamte en verlegenheid ondertussen wel van me afgeschud.
Tegenwoordig heb ik een tekstverwerkingsprogramma, PC en printer nodig als schrijfgerei; artrose in mijn handen maakt dat ik moeite heb met het lang vastklemmen van pennen en potloden. Zo’n digitaal schrijfmachientje is heerlijk comfortabel! Je ziet gelijk fouten, kunt snel corrigeren, teksten plakken, knippen, verschuiven. Er zijn geen ellenlange boekenplanken meer nodig om je schriftjes op te slaan; the Cloud has no limits. Als niemand je schrijfseltjes mag lezen block je ze met een wachtwoord, of je delete ze definitief. De lengte van mijn opstellen is nog steeds een issue, ik ben nu eenmaal geen zakelijk mens maar een rasechte Bourgondiër.
De schrijfsels delen met anderen – bekend of onbekend – is zo simpel; alles mag en kan dankzij de moderne communicatiemiddelen. De wereld is één groot schoolbord in een klaslokaal van miljarden mensen. Gewoon op knopjes drukken vanuit je luie stoel.
Tot afgelopen woensdag …

Ik had eerlijk gezegd nog nooit van het blad Charlie Hebdo gehoord. Ik kijk ook zelden naar spotprenten, het is een kant van de stripboekenwereld die ik niet zoek. Goed, ik kom net als ieder ander natuurlijk wel eens een spotprent tegen maar daar blijft mijn oog zelden op hangen.
Door die aanslag in Parijs werd ik echter met een schok wakker, de letters en zinnen in mijn brein maakten zich uit angst zo klein mogelijk, bang te worden doorgestreept. In mijn gedachten stapelden de vragen zich op.
Lopen er echt lui in onze omgeving rond die willen voorkomen dat ik schrijf? Wordt mijn zo gekoesterde vrijheid van meningsuiting nu door hen gegijzeld? Kan of mag ik het potlood of de verfkwast niet meer ongestraft als expressiemiddel gebruiken? Moet ik mijn geliefde uitlaatklep intomen en me bij elk woordje dat ik spontaan op papier smijt af gaan vragen of ik niet ergens op de wereld iemand tegen de haren instrijk?
Het is niet aan mij om politiek- en maatschappijkritische stukjes te schrijven, ik ben broodschrijver noch journalist. De dagelijkse kleine dingen die mijn pad kruisen? Ja, daar kan ik wat mee, die schrijf ik van me af. Maar is deze brute aanval op onze vrijheid van meningsuiting plotseling ook niet een ‘dagelijks ding’ geworden?
Ja dus. Januari 2015 zal de geschiedenis ingaan als een tijd van schaduwdagen voor vrijheid en democratie. En dat is verdomd triest, de wereld is weer een stuk armer en zwarter geworden.
Mijn vertrouwen in de oprechtheid van mensen heeft deze week een flinke deuk opgelopen. Tegelijkertijd realiseer ik me ook dat het voor anderen nóg erger moet zijn. Stel dat je elke dag, elk moment weer, jezelf af moet vragen of je buren, je collega’s of vrienden geen (heimelijke) extremisten zijn die moord en doodslag als taak in hun agenda hebben staan?
Ban je dan het potlood en de kwast je huis uit? Plak je een rits op je mond, bang om spontaan iets tegen iemand te zeggen?
Misschien ga ik vanaf heden wat bewuster met mijn schrijfsels om en denk ik twee keer na voordat ik ze publiceer op mijn blog. Dat zal ongetwijfeld een rem zetten op mijn schrijfspontaniteit, maar … dat moet dan maar. De pen en kwast tot verboden voorwerpen bombarderen, boeken en kranten de deur uit doen? Dat gaat me veel te ver en gaat ook niet gebeuren!
Vrijheid van spreken, schrijven en geloven behoort tot de grondrechten van onze democratie. Ze maken deze wereld leefbaar voor iedereen, al zullen er altijd figuren zijn die dáár nu juist niet op willen vertrouwen. Tegen hen zou ik willen zeggen … stel dat … je de wapens verruilt voor pen en papier. Zou de wereld daar niet veel beter door worden?