maandag 27 april 2015

Koningsdag.

Het is Koningsdag vandaag. Na dagenlang hele slechte weersvoorspellingen hebben moeten aanhoren, bleek het mee te vallen: tussen de gure wind en overvliegende wolkenvelden door liet ook de zon zich regelmatig zien. Iedereen blij, niet in de laatste plaats ons koninklijk gezin denk ik zo, want die zaten aan het water. Brrr ...
Ik had natuurlijk mijn zolder op kunnen ruimen. Het restmateriaal in dozen stoppen en op de rommelmarkt gaan verkopen. Net als zovelen had ik dan die lege dozen even vrolijk weer volgestopt met gekochte spullen-voor-een-prikkie die ik dacht te kunnen gebruiken. Om die vervolgens volgend jaar ... ... ... etcetera etcetera.
In plaats van aan de festiviteiten deel te nemen heb ik lui-lekker voor de tv gezeten. Maar een beetje meegedaan met de sfeer van Koningsdag heb ik wel!
Ik ben achter mijn naaimachientje gekropen en heb het jasje afgemaakt waar ik al een tijdje geleden aan was begonnen. Sjiek de friemel, in de sfeer van Maxima, draagbaar voor die dagen waarop een spijkerbroek met simpel shirtje echt niet kan.
Op de stoffenmarkt had ik een duur stofje gevonden bij een Belgische stoffenkraam. De stof is aan twee kanten bruikbaar, grote polka-dots op een blauwe én beige ondergrond. Tot mijn verbazing kwam ik het stofje in de laatste Knip van mei j.l. tegen, er was ook een jasje van gemaakt dat echter niet aan twee kanten draagbaar is.
Het kostte wat uurtjes puzzelen voordat ik het patroon zo had getekend en in elkaar kom zetten dat de afwerking aan allebei de kanten netjes is. De figuurnaden zijn in de zijnaad gerimpeld.  De andere naden heb ik met een Engelse naad genaaid, de zomen zijn afgebiesd met satijnband en naar de blauwe kant zichtbaar met een kleine siersteek vastgezet.
Het is een simpel patroontje uit het blad Ottobre, maar ik heb het aangepast; wat inhoudt dat de lengte langer is geworden, er een staande kraag op zit en de mouwen driekwart lang zijn geworden.
Voor er onder heb ik van een ragfijn en nét niet doorzichtig zijde-achtig materiaal, een mouwloos wijd bloesje gemaakt met aan de halsrand uitgeknipte polkadots uit de jasstof. Het is een lekkere combinatie voor de zomer, voor momenten waarop je netjes moet zijn, het warm is en wat formelere kleding is vereist. Binnenkort ga ik naar Rome en daar wordt het niet geapprecieerd als je met blote armen een kerk of museum binnen stapt. Het jasje is heel erg licht en gaat dus mee in mijn koffer...

maandag 20 april 2015

70 Jaar later.

Op 19 april herdenken we - landelijk - dat 70 jaar geleden voor Nederland de Tweede Wereldoorlog officiëel eindigde. Een moment om bij stil te staan.
Elk jaar op 4 mei sluit ik me aan bij een lange rij mensen die samenkomen bij een oorlogsmonument om respect te tonen voor de menselijke drama's en het leed dat die oorlog met zich mee heeft gebracht.
Ons dorp is in oktober 1944 bevrijd, die ellendige hongerwinter daarna heeft men in deze omgeving gelukkig niet mee hoeven maken, alhoewel hier wel degelijk voedselschaarste was. Engelsen, Schotten, Canadezen en Amerikanen kregen hier onderdak en maakten zich op voor de beslissende eindstrijd boven de rivieren.
Dat was toen. Nu is er een toespraak, gedichten en stemmige muziek ergens op een besloten pleintje. Daarna een korte wandeling naar het monument in het centrum waar het verkeer keurig is stilgelegd. In die luttele minuten hoor je de vogeltjes vredig fluiten en de duiven koeren alsof ze instemmen met het plechtige moment maar tegelijkertijd willen laten horen dat er nu vrede heerst. De voetstappen van de aanwezigen worden gedempt en onderbroken door de tonen van de zwaarste klok die het carillon in de toren rijk is. De Last Post. Bloemenhulde. Elk jaar weer ... Om nooit te vergeten ... En om iedereen te eren die in die inktzwarte veertiger jaren van de vorige eeuw voor de goede zaak is gestorven.

In het verleden waren er veel mensen die de Tweede Wereldoorlog persoonlijk hadden meegemaakt bij de herdenkingen aanwezig. Als burger, soldaat of verzetsheld, als kind of  slachtoffer, ze waren er elk jaar weer.
Als tiener stond ik tussen hen in. Later zaten ze vóór mij op stoelen of zochten steun bij een rollator. Hun gezichten bedrukt of sereen berustend en vaak met tranen in de ogen. Op de dag van vandaag zie ik nog slechts een paar ooggetuigen van die ellendige jaren; oud van lijf en soms der dagen moe. De groep van mensen die daadwerkelijk de oorlog aan den lijve heeft ondervonden sterft begrijpelijkerwijs langzaam uit.
Het pleintje wordt nu bevolkt door schoolkinderen die een lesje geschiedenis krijgen en volwassenen van de zo genoemde tweede generatie. Tot die laatste groep behoor ik; een kind van ouders die drommels goed wisten wat oorlog was.

De tweede generatie; kinderen geboren na 1945 uit ouders die aan oorlogsgeweld waren blootgesteld, hadden geleden, gevochten of onder bedreiging geleefd. Een generatie die is opgevoed met uitspraken als: 'wacht maar, als het weer oorlog wordt ... ben maar blij dat het geen oorlog is ...  pas op jij, of je komt in een kamp terecht ... opeten en niet zeuren, in de oorlog aten we bloembollen in plaats van gehaktballen.'
Als kind voelde je dat er wat was, maar je begreep het niet, kon de vinger niet op de zere plek leggen. Bij kletterend onweer werden we uit bed gehaald en moesten we schuilen. Je rook de angst maar zei niets. Altijd die extra weckpotten voedsel, water en kaarsen in een speciaal hoekje van de diepe vochtige kelder. Je vroeg niet waarvoor die dienden. Het wantrouwen in bepaalde mensen. Vreemdelingen die onverwacht aan de deur stonden. Op gedempte toon gevoerde gesprekken die stokten wanneer je de kamer binnenkwam. Je wist het; dat was de erfenis van de oorlogsjaren. En je zweeg. Met dat gevoel denk ik terug aan mijn jeugd in relatie tot de oorlog.
O ja, mijn familie kon fantastisch vertellen over hun wel en wee tijdens die gruwelijke tijd. Als kind vond ik het spannende, mooie verhalen over heldenmoed en martelaarschap. Ik koester die avonden thuis bij de haard. Met op de achtergrond oorlogsfilms in zwart-wit die op het toen nieuwerwetse televisie-ontvang-toestel-in-bruin-notenhouten-kast met belangstelling werden bekeken en gelardeerd met het commentaar van volwassenen 'dat het in werkelijkheid beslist niet zo mooi was geweest'. Later werden die films levensecht toen ik Een brug te ver en Soldaat van Oranje in kleur in de bioscoop mocht aanschouwen.
Ik werd langzaamaan volwassen en wijzer door de lessen geschiedenis, gegeven door bevlogen docenten die de zin en onzin van WOII aan ons trachtten uit te leggen. Omdat geschiedenis mijn lievelingsvak was weet ik misschien wel meer van de oorlog dan mijn leeftijdsgenoten. Maar daar lag zeker ook de nieuwsgierigheid naar wetenswaardigheden over ouders en grootouders aan ten grondslag. Het Dagboek van Anne Frank - geen familie - heb ik stuk gelezen en veel later mocht ik de rol van Margot Frank in het gelijknamige toneelstuk spelen. Om de pijn te vergeten werd de oorlog vaak geromantiseerd.
Maar toch ... er was iets met die oorlog. Iets wat niet bespreekbaar was in mijn jeugd. Naar verhalen luisteren mocht, maar verder vragen? Dieper op zaken ingaan? Intuïtief deden we dat niet, wetende dat onze ouders er door van streek raakten, angstig werden, verdrietig en opstandig.
Zelfs over Duitsland en Duitsers praten kon niet, want de moffen waren duivels. Onze ouders gingen incidenteel op reis, maar weigerden ook maar één voet op Duitse bodem te zetten. Een schoolreisje naar Berlijn? Geen sprake van, ga maar naar Engeland want daar is het goed! De aansluiting van Duitsland bij de EU was voor onze ouders en grootouders zwaar te verteren, ze wilden niets met het buurland te maken hebben, zwegen het dood.
Ondanks de familieverhalen ben ik er nooit achter gekomen hoe mijn ouders werkelijk die oorlog hebben beleefd. Ik heb kleine puzzelstukjes maar krijg het complete plaatje nooit te zien. Wat voelden ze, waar hielden ze zich mee bezig? Waar kwamen hun fobieën en angsten vandaan? Wat zat er diep in hun hart verborgen en is met hen meegegaan in het graf?
Het is goed zo, ik heb er vrede mee. De jaarlijkse herdenking is mijn paracetamolletje voor de laatste restjes genetisch overgedragen oorlogspijn.

Gelukkig was er daags na de dodenherdenking altijd een feestje: Bevrijdingsdag! We versierden onze fietsen met rood-wit-blauw-oranje crêpe-papier en zongen Vaderlandse Liederen voor de burgemeester; Merck toch hoe Sterck en het Wilhelmus met twee coupletten. Daarna kregen we een ijsje - het eerste van het seizoen -  en aten een uitgebreide maaltijd. Onze ouders gingen, samen met vrienden aan de borrel en wij vielen pas laat in slaap.
De wereld was gered en we konden er weer een jaartje tegen. Godzijdank zonder oorlog!


vrijdag 17 april 2015

Een damestuniek. Patroon sculpture, Ottobre.















Een zomercollectie voor kleinzoon, maat 68, patroontjes uit de Ottobre. In totaal had ik vier verschillende rolletjes tricot van 50 cm. Gekocht op de stoffenbeurs. Ik heb nog wat restjes over die ik kan gebruiken voor applicaties ed.

dinsdag 7 april 2015

Afscheid van de winter.

Om definitief afscheid te kunnen nemen van de winter 14/15 heb ik tijdens de schilder-ochtenden  geëxperimenteerd met het schilderen door middel van paletmessen. Ik voelde me soms net een stukadoor, maar dan met klodders verf in plaats van cement. Een laat wintertafereel uit Oostenrijk. Het is weer eens iets anders dan plaatjes maken met de kwast en smaakt naar meer. Als proef vind ik het wel geslaagd.
Het zijn twee simpele vierkanten schildersdoekjes van een goedkope winkel die ik als een soort tweeluik naast elkaar kan hangen, samen vormen ze één afbeelding.
Eind mei stoppen we met de schilderclub. We gaan daarna nog wel met enkele enthousiastelingen in de zomer in de buitenlucht schilderen als de weersomstandigheden dat toelaten. Gezellig en leerzaam.

Omdat mijn schildersdoeken op beginnen te raken ben ik gaan zoeken naar oude beschilderde exemplaren die niet goed genoeg zijn om te worden bewaard. Zulke heb ik wel een aantal op de zolder staan. Die schilder ik nu over met zwarte of witte verf of gesso. Zo ook deze. Als ondergrond had ik er ooit een narcisbloem in blauw geel rood op geschilderd, te slecht voor woorden, maar ja eens moet je beginnen met schilderen op canvas.
Op één ochtend heb ik een paar streken op het zwarte doek gezet. Met het palletmes en verfkleuren waar ik grote potten van heb staan en die relatief weinig worden gebruikt. Zo vanuit de pot op het doek, niet mengen.  Even afstand nemen, het geheel bekijken en er dan achter komen dat in die vlek een gezicht schuilt. Dat ben ik heel voorzichtig gaan uitwerken om de mooie delen niet meer te beschadigen. Resultaat; het werd spontaan een portret van een oude vrouw.

zondag 5 april 2015

Het trommeltje van Pasen.

 



Nieuw leven, eieren, paashazen, Bach, the Passion en de Paus, geel en lichtgroen, zon en lekker gezond fris eten, eindelijk weer de vrolijke tonen van klokken uit de kerktoren, vrij zijn en op pad gaan, genieten. Zomaar wat steekwoorden die met Pasen van doen hebben. Althans in onze huidige wereld. Pasen is zo’n moment in het jaar waarop je de winter van je afschudt, althans als de weersomstandigheden meezitten. Dit jaar is het behoorlijk fris maar Paaszondag begint in ieder geval  zonnig.
Kleinzoon heeft samen met zijn vader en moeder voor het eerst chocolade-eitjes gezocht. Zijn moeder appt vrolijk dat het kleine manneke er niks van snapt. Ja ammehoela, het ventje is nog geen vier maanden oud, hij hoeft dat nog niet te snappen mama! Voordat hij het feest van Pasen helemaal zal doorgronden zijn we ruim twintig jaar verder! Misschien vieren we dan helemaal geen Pasen meer, alhoewel ...
Die mijmering brengt me terug naar mijn eigen kinderlijke Paas-gevoeligheden. Als katholiek opgevoed meisje bestaat mijn vroegste herinnering aan het paasfeest uit … jawel … vreselijke buikpijnen! En dat zit zo ...
Vanaf het moment dat we op de woensdag na het carnavalsfeest in de kerk ons askruisje ontvingen, stonden er ‘vastentrommeltjes’ op de schouw boven de kolenkachel in ons oude huis. Vijf blikken exemplaren voor even zoveel kinderen; er ontbrandde altijd weer een felle strijd om het grootste exemplaar daarvan te bemachtigen.
Elke persoonlijk verdiende - of gekregen - lekkernij verdween gedurende veertig dagen in jouw trommeltje. Tijdens de vastentijd werd er niet gesnoept, strikt verboden op straffe van een biecht met de strenge pastoor van de kerk en je keek wel uit voordat je jezelf daaraan blootstelde. Elk suikerzoet hartje met lieve tekst, kaneelsnoepje, pepermuntje, Mariakoekje, Belgakauwgom (vooral de zwarte) of snufzakje verdween dus in dat ijzeren blikje.
Iedere keer weer als je het deksel open deed om er een snoepje of koekje in te stoppen zag je een bonte verzameling snoepgoed en ik kan je verzekeren dat het kruim kostte om dat dekseltje weer  te sluiten zonder stiekem het allerkleinste snoepje in je mond te steken. Voor een kind was het bestaan van dat trommeltje de ultieme mentale marteling. Maar het vormde jouw bijdrage aan de vastentijd en ik kan je vertellen dat het een hele kunst was om dat veertig dagen lang vol te houden want je kreeg in die tijd niet zo vaak snoep.
Lekkernijen opsparen was niet het enige vastenritueel wat ons bezig hield. We aten in de vastentijd sober en op vrijdag moest er vis worden gegeten. Dat is te doen als je aan zee woont, maar in een dorp op de hei, dichtgeplakt met kranten en alleen voorzien van een plaatselijke kruidenier, warme bakker en zelf-slachtende slager was een stukje verse vis bemachtigen nog een hele kunst.  Je moest de vis zelf gaan vangen of betrekken van een viskar die één maal per week – als je geluk had – door het dorp fietste. Wij woonden een stukje buiten het centrum en tegen de tijd dat Jan Vis bij ons langskwam lag er in zijn bakfiets alleen nog wat gezouten sprot of stokvis. Jan was een rechtvaardig heerschap en als hij er aan dacht  hield hij een stukje verse witvis voor ons achter; dat was echter nooit groot genoeg om de honger van een uitdijend gezin te stillen. Was het koud buiten of viel de regen met bakken uit de lucht, dan kwam hij niet opdagen en moesten we het doen met die ovale blikjes haring in tomatensaus die Moeders in hoge stapels op voorraad in de diepe kelder had staan. Daar roestten ze weg en het was een hele kunst om het deksel open te draaien met een gleufsleuteltje zonder dat de haring naar ijzer ging smaken. In die tijd had niemand ooit gehoord van het Tenminste Houdbaar Tot verhaal.
Tijdens de vastentijd moest je als kind de handen uit de mouwen steken. Het hele huis werd van boven tot onder gelucht, schoongemaakt en opgeknapt. De matrassen en vloerkleden werden naar buiten gedragen en uitgeklopt, de kleding gewassen, de weckpottenvoorraad in de kelder geïnspecteerd en leeggegeten. Kortom, een jaarlijks terugkerend ritueel waar je als kind aan meedeed want klusjes werden beloond met … jawel … lekkernijen voor het vastentrommeltje ...
Op Witte Donderdag aten we wit King-Corn brood besmeerd met vet en suiker en op Goede Vrijdag togen we naar de kerk om een rondje te bidden voor elk kruisje dat in sierlijk schilderwerk op de wanden van het gebouw was geschilderd. De kruisweg; het verhaal van het lijden van Christus. Ik voel mijn knieën nog als ik er aan denk. Je moest keer op keer knielen op de kille grijze stenen van de kerk en in plaats van te luisteren naar de verhalen was ik alleen maar bezig mijn rokken onder mijn magere benen te frutten.
Op Paaszaterdag mocht ieder kind vijf hardgekookte eieren beschilderen, je was er de hele dag mee bezig en het ontaarde steevast in een wedstrijdje wie-creëert-het-mooiste-kunstwerkje. Vroeg in de avond ging het hele gezin naar de Paaswake, natuurlijk pas gewassen in de zinken teil, haar in een vlecht en keurig netjes in die inmiddels schone kleren gestoken.
In mijn herinnering was die gang naar het gebedshuis een plechtig moment. Tegelijkertijd ook gevaarlijk en spannend. Je mocht een kaars meenemen en in de donkere kerk werd die op een bepaald tijdstip aangestoken. De gesmolten warme was droop dan over je vingers en we vonden het grappig die later – gelijk de schillen van een ui – van je vingers te pellen.
De kerk veranderde plotseling  in een zee van lichtjes, het orgel begon vrolijke klanken te spelen en de klokken gingen luiden, met dikke touwen tergend langzaam in gang gezet door drie potige dames; de klokkenluiders van het dorp. Het voelde dan alsof het ook licht werd in je hoofd en in je hart. Op dat specifieke moment zat ik als kind altijd te wachten, van de litanie van Pasen had ik destijds nog geen weet, het ging mij om de sfeer en niet om het waarom we daar zaten. De kerk uitlopend wenste iedereen elkaar een Zalig Pasen. In mijn kinderlijke ogen was het wonder geschiedt; de mensen waren weer vrolijk na de somberheid die hun gezichten ‘s winter vaak kenmerkten.
Op eerste Paasdag mochten wij – in de jaren zestig van de vorige eeuw, tv hadden we niet en uit de radio klonk de mis uit Rome – ons vastentrommeltje eindelijk open maken. Alle kinderen waren dus vroeg wakker die dag, vlogen naar de huiskamer, rukten hun blikjes open en begonnen – zittend voor de warme kolenkachel en zonder commentaar van ouders – hun schatkist leeg te eten.
Ondertussen werden de beschilderde eieren in de tuin verstopt en gingen we die zoeken. Mijn streven was duidelijk; mijn eigen kunstwerkjes terugvinden. Die hield ik daarna nog dagenlang intact omdat ik het jammer vond ze op te eten. Uiteindelijk werden ze door mijn moeder de vuilbak ingeschoven omdat oude eieren niet eetbaar bleken. De eieren van broers en zussen werden met smaak verorbert, zo ook de versierde chocolade exemplaren die opa en oma voor ons hadden gekocht bij de plaatselijke patissier. Voor ieder kind één, verpakt in zilverkleurige papiertjes en voorzien van pluizige kipjes en bloemetjes van ouwelpapier.
Geen wonder dat de dag eindigde met buikpijn.  Die op een warme schoorsteenmantel  bewaarde blikken trommeltjes, 40 dagen lang, gevuld met plakkerig geworden snoep, zachte en verkruimelde koekjes en gesmolten pure chocoladeflikken … ik gruwel er nu van.
Die hardgekookte eieren waarvan de schaal enkele dagen lang doordrenkt was met schoolverf. Daarna de vettigheid van gevulde chocola vermengd met de mierzoete getrokken suikerversieringen. Tel daarbij op de geur van wierook en het dunne lijf van een slecht gevoed kind, dan weet je met de kennis van nu dat het wel fout moest gaan.
Toch zijn het herinneringen die je blijft koesteren. Misschien dat kleinzoon later zijn eigen herinneringen bewaard?  Na het nuttigen van een gezonde smoothie, urenlang met je moeder voor de kassa staan wachten in drukke winkels. Overvolle schappen afstruinen naar de meest lekkere grutterswaren, design snoepgoed, groenten uit verre oorden en pas gevangen verse vis die nog ruikt naar de zee. Hangend in een volle boodschappenkar de winkel uitrijden met in je kleine knuistje vellen vol opgeplakte stickertjes die je een dagje Efteling beloven en aan je voeten kant en klare moestuintjes voor later?…
Pasen … het blijft een voorjaarsfenomeen voor iedereen. Geniet ervan  enne…. Zalig Paasfeest!