vrijdag 17 juli 2015

Papierwerk en vakantie.



Manlief krijgt vakantie en is daar ook duidelijk aan toe. In tegenstelling tot wat de doorsnee Nederlander denkt, zijn onderwijsmensen echt aan het einde van hun Latijn in juni/juli en dat merkt het huisfront ook.
Die laatste schoolweken zijn hectisch, stressvol, mentaal en fysiek extra zwaar. Ik heb het al eerder geschreven: als je een beeld voor ogen hebt dat leraren van negen tot vier werken en daarna op hun krent zitten sla je de plank volledig mis. Manlief vertrekt ’s ochtends  rond de klok van zeven, komt om zes uur ’s avonds thuis en heeft overdag een half uurtje tijd gekregen om zijn boterham op te eten. Na het diner en een hazenslaapje van een kwartiertje op de bank, schuift meneer achter de computer en werkt tot laat in de avond door.
Als de leerlingen vakantie krijgen blijft manlief nog zeker een volle week in touw om ‘puin te ruimen en voor te bereiden.’ Beter gezegd; een berg administratieve rompslomp die is blijven liggen alsnog wegwerken vóór het nieuwe schooljaar begint. Daarna wordt het zo langzamerhand tijd om koffers te pakken.
Maar niet voordat de tuin in orde is gemaakt en het huis is gekuist. En die taak neemt zeker nog twee weken in beslag omdat werken bij de baas en thuis klussen nu eenmaal niet samen passen in een dag van 24 uur. Grote doe-het-zelf karweien worden altijd doorgeschoven naar de vakantietijd. Eerst hard werken voor onszelf … en dan pas lamballen!
Ook onze eigen administratie moet worden opgeruimd en samen kijken we naar de maanden die gaan komen om nieuwe afspraken in de agenda te zetten en onze familie-jaarplanning door te nemen.
En ondanks het gebruik van diverse digitale systemen (die kunnen crashen) ligt er weer een nieuwe papieren lerarenagenda te pronken naast de computer. De inhoud is lang niet maagdelijk meer, er zijn al heel wat velletjes beschreven.
Na de vakantie moet ik weer een controleafspraak gaan maken met het ziekenhuis. Manlief gaat altijd mee ter ondersteuning en dat is erg prettig. Hij weet het zo te regelen – dankzij zijn lieve collega’s – dat hij vrij geroosterd kan worden op de dag dat ik ‘moet’ en daar heb ik het grootste respect voor.
Als bonus mag ik dit jaar ook een nieuw oogje laten maken, jippie! Dan heb ik eindelijk een reserve-setje en dat geeft een prettig gevoel.
Oogprotheses verslijten nu eenmaal en moeten na een paar jaar vervangen worden. Ik merk het ook. Mijn oogkas is wat ruimer geworden en dus is de externe prothese nu te klein. Als mensen me raar aan gaan kijken weet ik hoe laat het is. Mijn oogje heeft al een tijdje de neiging om te gaan draaien op het interne prothese-deel, met als gevolg dat ik ontzettend loens en bij wijze van spreken met mijn plastic linkeroog - achter mijn rug om, over mijn hoofd heen -  in mijn rechter broekzak kan kijken.
Zo’n situatie is soms gênant, maar vaker nog hilarisch. Snel op te lossen ook, één veeg met mijn vinger over het knikkeroog en het ding staat weer recht. Maar ja, dan heb je natuurlijk wel wat uit te leggen …
Zo’n bruin gekleurd exemplaar laten maken neemt een hele dag in beslag. Je moet een paar keer passen en de kunsthars waarvan het oog wordt gemaakt moet uitharden. Daarnaast moet je de ogenkunstenaar – die officieel een ocularist heet -  rustig te tijd gunnen om het oogje met de hand te kunnen beschilderen.
Om manlief zijn drukke agenda niet nog meer te belasten plannen we deze afspraak bewust in de schoolvakantie.
Nu hebben we in de afgelopen jaren heel wat geleerd van het ziekenhuis-verzekeringen-circus. Dus bellen we voor de zekerheid met onze ziektekostenverzekeraar om af te spreken hoe we het maken van die prothese op papier moeten gaan aanpakken. Achteraf administratieve zaken recht trekken lukt meestal niet meer en kost je klauwen met geld.
In de kleine lettertjes op onze polis staat geen informatie over oogprothesen. Blijkbaar bestaan patiënten zonder ogen niet. Of gaat men er klakkeloos van uit dat die toch geen kleine lettertjes kunnen lezen ...?
En ja hoor, goed dat we bellen. We hebben voorafgaand aan het maakproces dus weer wat paperassen nodig.
Ik neem op een rustig momentje telefonisch contact op met het secretariaat van mijn behandelaars en ga er gemakshalve van uit dat die me gewoon een nieuw-oog-verklaring kunnen toesturen. Vóór mij op tafel ligt een map die uitpuilt van de papieren én mijn persoonlijke kaartje met patiëntnummers. De ervaring heeft geleerd dat ik zo efficiënt mogelijk gebruik moet maken van die kostbare telefoon-contact-tijd. Dus altijd alles bij de hand!
Na amper een kwartier in de wachtrij te hebben gestaan - wie over belkosten klaagt is een zeurkous, toch? - ben ik aan de beurt en staat een vriendelijke, doch strenge stem me te woord.
En daar gaat het weer eens mis. Lang leve de bureaucratie! Ondanks dat ze een uitgebreid dossier van mij voor hun neus hebben waar alle gegevens in staan inclusief honderden foto’s, kunnen ze geen verklaring opsturen. Ik moet die namelijk eerst schriftelijk aanvragen. Mailen? ‘Nee mevrouw, dat kan niet, u moet écht een brief schrijven. Die gaat samen met uw dossier naar uw behandelend arts en die moet er naar kijken. Uw eigen dokter is op vakantie overigens, maar misschien dat één van de anderen …’
Ik zucht maar weer eens. Bah, ik wil ook op vakantie!
Het blijkt nog net niet nodig te zijn om de urenlange rit naar het ziekenhuis te maken om het papiertje persoonlijk op te halen. Gelukkig. Maar of het lukt die broodnodige verklaring binnen acht weken op te sturen? ‘Het is vakantietijd mevrouw… ‘
Gelaten groet ik de stem aan de andere kant van de lijn, schakel de verbinding uit en zet me achter de laptop om een A4tje te tikken. Kortaf en zakelijk. Geen met vriendelijke groet, maar hoogachtend.
En nu het beste er maar van hopen. Ik schakel mijn ergernis over naderende administratieve doemscenario’s uit, stop de gedachten aan mijn ziek-zijn, artsen, bureaucratie en nep-ogen ergens diep in mijn hersenen weg en loop met de laatste restjes nog in te pakken zaken richting caravan.
Zoek het uit! Eerst vakantie…


Geen opmerkingen:

Een reactie posten