woensdag 16 december 2015

Kerstmis 2015.



Ons gezin woont in een grensgebied. Als we de weg volgen waar ons huis aan ligt rijden we na pakweg een halve kilometer niet meer op klinkers of asfalt, maar op een brede rulle zandpad richting bos. Ga je dat bos in dan ben je nog Nederlander, maar na een paar honderd meter, vlak na een oud bruggetje staat er zo’n mooie wit met zwarte grenspaal te blinken. Dan weet je; ik ben in België.
Als grensbewoner steken we vaak ongemerkt de grens over. Hij is ook nauwelijks gemarkeerd, slingert zijn weg tussen bossen en velden door zodat je soms niet eens weet waar hij loopt.
We doen regelmatig boodschappen ‘over de grens’. Ze hebben wat andere producten en ik bak mijn eigen brood met Belgisch meel - van sublieme kwaliteit overigens. Vandaag de dag kunnen we er  goedkoop onze benzinetank volproppen. En of we dat nu doen bij een tankstation een paar kilometer Nederland in, of op een plek een kilometer verder in België? Praktisch gezien maakt het niet veel uit, we letten tegenwoordig op de prijzen en ons Nederlanders zijn zuinig, dus … Gedragen we ons soms als de Belg die op zijn beurt tijdens vrije dagen onze caféterrassen bevolkt.
Dat we ons zo thuis voelen aan ‘die andere kant’ is verre van vreemd. Als je terugkijkt in de geschiedenis zijn wij – Brabanders – deel geweest van het grote Hertogdom Brabant dat tot Brussel doorliep. Pas na de Belgische opstand in 1830 is de huidige indeling gemaakt. Natuurlijk is dat allemaal lang geleden, maar in België vind je nog veel 'Brabants' terug, en niet alleen in de naam van hun gewesten. Ook in de taal.
Ons eigen dialect is doorspekt met woorden die zijn afgeleid van het Frans en Spaans.
Een tijdje geleden was er ophef over de uitspraak van die heerlijke, in vet of olie gebakken aardappelstaafjes. Simpel de proef op de som nemend heeft een journalist een rondgang gemaakt door het Brabantse en aan de inwoners gevraagd wat hij in zijn handen hield. Tot aan die oude Brabantse grenzen  toe sprak iedereen over Frites/Friet/Frieten en daarbuiten gaf men de lekkernij de term Patat.
Niet lang daarna mocht ik plaatsnemen in een platform dat onderzoek deed naar de cultuur van Brabant. Wie zijn wij Brabanders eigenlijk? Wat maakt ons anders dan bv. de Belgen of de mensen die boven de grote rivieren wonen? Wat behoort tot onze eigen cultuur? Het waren leerzame gesprekken. Eén van de conclusies was dat we onze dialecten levendig moeten houden. Ze bewaren, beschrijven en documenteren voor het nageslacht nu het nog kan. Omdat juist in die dialecten zo goed ons verleden is terug te vinden.
Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Dialect wordt gesproken, vaak met niet-Nederlandse klanken. Er bestaan nauwelijks schrijf- en spellingregels voor dialecten. Dialect verschilt ook sterk van plaats tot plaats en er zijn niet zoveel dialect-sprekers meer.
Over dat laatste kan ik meepraten; vroeger sprak men bij mij thuis doorgaans dialect maar dat werd er in de basisschooltijd wel uit geramd. Het was een schande om niet het ABN te spreken, dat deden ze in de hoofdstad toch ook niet?! Later werd het dialect gezien als dom, minder intelligent. Nee, onder de rivieren spreken ze alleen met een zachte G en dialect was not-done! By the way: waarom gebruiken we tegenwoordig dan zoveel Engelse woorden? Ach, dat is een andere kwestie ...
Toch keert het tij. Steeds vaker komt het dialect terug in liedjes, films en bij podiumkunsten. Schrijvers  en wetenschappers vinden dialect weer interessant en buigen zich er over. De Brabander schudt het domme dialect-imago van zich af. Brabanders worden graag geziene gasten in  tv-programma’s. Men lacht nog steeds als wij ons uitdrukken in de taal van onze voorouders, maar stiekem krijgen we ook jaloerse blikken. Ook ik word de laatste tijd vaker gevraagd om presentaties (deels) in het dialect te houden. Dus ja, de meesters en juffen van vroeger zijn niet geslaagd in hun opzet; ik kan het dialect nog vlot spreken. Mijn grootste voordeel bij het dialect-spreken is dat ik me - als theatermens - zo lekker kan laten gaan … spreken vanuit je gevoel, met emotie, lekker rauw, plat met een zachte G zonder flauwe moppen, en een beetje de draak steken met onze dommigheid. Het voelt soms als thuiskomen.
Aangezien we het dialect nu mogen beschouwen als een typische cultuur-uiting heb ik dit jaar mijn kerstwens die ik verstuur opgesteld in het dialect. Ik wil u hem niet onthouden. Maar let wel: de schrijfwijze is dan wel onder de loep genomen door een plaatselijk ‘Taalgenootschap’. De uitspraak kan ik u in dit blog niet leren. Daarvoor moet u zich echt laten onderdompelen in de vroegere Zuidelijke Nederlanden, inclusief België!





Kerst in Brabant.

Kerst, un tèèd van vrede? Ach was da nou marres waor …
De wèèreld kent nog steeds prubleme, al minstens tweeduzend en vèftien jaor.
Mar ut hee zo weinig nut, over tongeluk te blèève zeure,
agge verzûipt in oe verdriet, ziede nôôt mir schône kleure.
Laote we dorrum vurûit gaon drôme en zuke nor ut schônste licht.
Geniete van wa waor is en kèèke mee ons ôge dicht.
We  maoke van ons hûis een wèèrm nest ... en kèkt
dè wordt vuzelves dan un plek vol liefde en respect.
Lot Kerst dorrum maar kome, we beginne wel een bietje klèèn …
Mee de verwochting detter over un tèdje,
in elk land wir fist mag zèn.

FÈÈNE FISTDAOGE !!


1 opmerking:

  1. Wat een openbaring....een dame op Sancho die bezig is met taal /taalgebruik/dialecten en cultuur.
    Neen ; ik onderschat de kwaliteiten niet van mijn collega-forummers....maar ik ben wel blij te ontdekken dat er vaak meer vaardigheden en talenten verborgen zitten achter de maakster van deze of gene mooie jurk.
    Je hebt het ook nog over theater...over presentaties en lezingen...en nu ben ik dus erg benieuwd waarmee je concreet bezig bent. tenminste als dat geen indiscrete vraag is.
    Ik ben zelf oud-leerkracht muziekesthetica....ik heb een mooie taal altijd belangrijk gevonden tijdens het lesgeven. ik hou van beeldende kunst en literatuur...al betreur ik dat ik niet zo vaak meer naar het theater kan. Groetjes. Mia

    BeantwoordenVerwijderen