vrijdag 7 oktober 2016

Conferentie? Wa'sda!

Dat heb ik nog nooit gedaan; deelgenomen aan een conferentie. Maar voor alles is er een eerste keer toch? Vlak na de zomervakantie kreeg ik de kans om dit aan den lijve te ondervinden zo maar in mijn schoot geworpen. Ik snap het, dit verdient enige uitleg.
Mijn kanker - die verwoestende knikker die in mijn oogje zat - valt onder de categorie 'rare cancer diseases' oftewel zeldzame kankersoorten. En dat feit kent behoorlijk wat nadelen.
Veel lotgenoten met dezelfde kankersoort vind je in je directe nabijheid niet. Blijvende aandacht van de medische- en wetenschappelijke wereld kun je als kleine patiëntengroep wel vergeten. Als voorbeeld: het levert fabrikanten veel meer op om voor grote groepen kankerpatiënten medicijnen te maken dan voor kleine. Het is puur een geldkwestie en in de farmaceutische wereld gaat men voor de winst.
Dus wordt er zelden gewerkt aan oplossingen voor 'ons' probleem en is er ook niet veel over deze vorm van kanker bekend. Dat is voor een oogmelanoompatiënt behoorlijk frustrerend mag ik wel zeggen, ik ondervind het letterlijk 'aan den lijve'.
Ik schrijf bewust over ons. Want ruim een jaar geleden hebben een paar van die gefrustreerde die-hards (let op het woord) waaronder ondergetekende, de koppen bij elkaar gestoken. We hebben een projectgroepje opgericht om meer aandacht te vragen voor een eenzame groep kankerlijders en hun naasten.
Onder de vlag van Stichting Melanoom (oogkanker is vaak een melanoom) zijn we begonnen met het verzamelen van informatie en het realiseren van een patiëntenfolder voor oogmelanoompatiënten. We barsten van de plannen voor de toekomst en zijn enthousiast begonnen maar kunnen zaken slechts één voor één aanpakken. Tja, weer een nadeel van klein zijn.
Naast de zoektocht naar patiënten in Nederland moeten we aan schaalvergroting gaan werken, dat maakt ons namelijk krachtiger. Tijdens onze zoektocht naar lotgenoten zijn we in contact gekomen met andere patiëntgroepen in Europa. Eén ervan - die in Groot-Brittannië -  hield eind september een congres in London. Met als onderwerp 'Ocular Melanoma'. Een Engelstalige interactie-bijeenkomst met lotgenoten, doktoren en wetenschappelijke onderzoekers die met elkaar van gedachten willen wisselen over allerlei aspecten van het leven met een oogmelanoom.
En daar mocht ik dus naar toe, samen met een paar maatjes; als Nederlandse vertegenwoordigers van de oogmelanoom lotgenoten.
Als toehoorder kan ik het Engels goed begrijpen. Het lezen van de taal gaat ook goed, daar heeft mijn middelbare schooltijd wel voor gezorgd. Maar ... dat is al een hele tijd geleden. Meedoen in discussies en je in medische termen uitdrukken is een heel ander verhaal. Toch werd me gevraagd er als spreker én patiënt op te treden.
Ik ben maar in het diepe gesprongen. Voor ik het wist zat ik in een taxi en reden we vanaf Gatwick naar het hotel waar de bijeenkomst was gepland.
Daar aangekomen hebben mijn maatje en ik vier dagen lang lezingen bijgewoond, lotgenoten gesproken en discussies gevoerd met medici en wetenschappers. We hebben héél wat met elkaar gepraat, gekletst onder het dineren, ervaringen uitgewisseld bij een borrel en elkaar geknuffeld en getroost als dat nodig was.
Mijn praatje als patiënt ging redelijk, ik heb voornamelijk over gevoelens en ervaringen gesproken. Zonder medische termen maar met een glimlach, een beetje humor en een one-liner aan het slot:
Tijdens die vier dagen heb ik veel geleerd. Medisch gezien begrijp ik het oogmelanoom nu, zelfs de genetica ervan. Moeilijke materie die niet een-twee-drie aan derden uit te leggen is. Maar het werkte verhelderend. Het is die zelfde genetica die uiteindelijk de oplossing moet gaan brengen voor de bestrijding van deze - en ook andere - kankersoorten.
Ik ben intussen overtuigd; over een jaar of vijftig zal kanker een chronische ziekte zijn. Helaas zal ik dat niet meer meemaken want dan zou mijn lijf meer dan honderd jaren tellen.
Ondertussen wordt er ontzettend hard gewerkt aan oplossingen en is er ook - en ik zeg het héél voorzichtig - enige vooruitgang te bespeuren. Er heerste een positieve stemming onder de bollebozen. Alleen de doorsnee burger ziet en hoort daar nog weinig van. Mijn respect voor wetenschappers en medici is na deze conferentie gegroeid, ik kijk nu een beetje anders tegen dat wereldje aan. Die lui werken hard en verdienen een bloemetje ...
Daarnaast vond ik tijdens die dagen erkenning. Medepatiënten uit andere landen van Europa leven met dezelfde angsten, lijden onder dezelfde zorgen, kennen het verdriet, hebben dezelfde hoop en zijn soms net zo eenzaam in hun ziekte als ik. En dat besef helpt en bevestigd mij in mijn doen en laten in het dagelijkse  (over)leven met een oogmelanoom.
Tegelijkertijd is zo'n conferentie ook confronterend. Als je niet alle ins- en outs van je kwaal kent, hangt er in je achterhoofd altijd de hoop dat er toch iets moet zijn wat jou beter kan maken. Nu ik de werking en agressiviteit van oogmelanoomkanker beter begrijp - mijn ene oog zag duidelijk op kleurige presentaties de keiharde cijfers betreffende overlevingskansen - kwam de waarheid wel bij me binnen!
Ik wist het wel, maar toch ... Met een oogmelanoom zijn de vooruitzichten slecht. Ook als de primaire tumor is verwijderd of kapot bestraald kunnen er uitzaaiingen ontstaan, zelfs na 20 jaar nog. En áls er zich metastasen vormen is daar weinig meer aan te doen. Er zijn wel - met enkele maanden - levensverlengende en zware behandelingen, maar uiteindelijk overleeft een oogmelanoompatiënt het niet. Uitzaaiingen in de lever vormen in de meest voorkomende gevallen de doodsoorzaak.
Al met al heb ik dus een beetje een dubbel gevoel overgehouden aan mijn eerste echte conferentie. Maar ik ben blij met de ervaring, ik heb kunnen proeven aan hoe dat wereldje werkt. Dat neemt niemand me meer af.
Twee dagen na mijn thuiskomst kreeg ik van mijn oncoloog te horen dat er een nieuw plekje te zien is op mijn lever. De MRI scan die ik elk half jaar ter controle krijg, heeft dat uitgewezen. Er is een grote kans dat het een niet-kwaadaardige tumor is; daar heb ik er al drie van namelijk. Rond de jaarwisseling moet een nieuwe scan uitwijzen of het weefsel groeit.
Ik schrok in eerste instantie van dit nieuws, maar na een weekje nadenken, ben ik er vrij relaxed onder. De conferentie heeft me geleerd mijn verwachtingen bij te stellen en tegelijkertijd recht te doen aan mijn one-liner.... Yes, I have cancer, but the cancer hasn't me.


donderdag 1 september 2016

Zomerzon, ijle lucht en hoedjesleed.

Eindelijk is hij daar ... de zon! We hebben er in Nederland lang op moeten wachten, dit tot teleurstelling van vele gezinnen die al weken hun verdiende vrije tijd doorbrengen met het staren door ramen die ondoorzichtig zijn geworden door regendruppels. Wij zagen de bui ook letterlijk aankomen en besloten maatregelen te nemen.
Zodra manlief vrij was van zijn schoolse verplichtingen hebben we onze ouwe trouwe caravan uit het stof gehaald en zijn we op de bonnefooi naar het zuiden gereden, de zon tegemoet; als Mozes niet naar de berg komt...
In La Douce France was het lekker weer en we hebben ons een aantal weken ondergedompeld in absolute rust. Heel Zen allemaal.
In het grote Franse departement Haute Savoie - dat tegen Zwitserland aan ligt - vonden we in de omgeving van de meren van Annecy en Le Bourget een klimaat dat niet te heet en absoluut niet regenachtig was.
In dat stukje van Frankrijk hebben we enkele weken rondgezworven. Het leverde pareltjes van vakantieplekjes op waar het goed recreëren is, een beetje toeristisch, maar niet overdreven. Veel bezienswaardigheden, mooie cultuur en natuur maar vooral aardige en relaxte mensen. Aan de rivier de Ain was het overigens ook goed toeven en bleken er amper toeristen te bekennen. We troffen er slapende, half lege campings aan. Het leek wel laagseizoen, maar de prijs onder aan de streep van de rekening sprak dat keihard tegen.
De hoogste Europese berg - de Mont Blanc- hebben we vanuit Chamonix met een bezoekje vereerd. Gelukkig op een schitterende heldere dag. Het was alsof je over de aarde heen kon kijken, daarboven op de terrassen van het hoogste punt dat speciaal ingericht is voor de honderdduizenden toeristen die de moeite nemen om een kaartje naar boven te bemachtigen. Het uitzicht vergoedde de lange wachttijden ruimschoots  en deed de pijn van het prijzige entreegeld al snel vergeten.
Eenmaal boven besef je eens te meer dat je maar een nietig hoopje mens bent op deze prachtige planeet. Starend naar de onbewolkte blauwe hemel, zuivert de ijle lucht je lichaam en geest. Daar kan geen therapie tegenop. Het was genieten in het kwadraat.

Het gaat overigens heel goed met deze dame van middelbare leeftijd, ondanks dat mijn kanker nooit erg ver weg is. Maar als ik zo boven op een berg sta, met mijn stok in de hand en de steeds donker kleurende brillenglazen dicht tegen mijn oogje, voel ik me rijk, heel rijk en een echt zondagskind.
Sinds mijn diagnose zijn er vier jaar verstreken. Hectische jaren veroorzaakt door de mallemolen van ziekte, emotie, verdriet, berusting, acceptatie en geluk. En eerlijk is eerlijk, ik mag niet klagen.
Soms vergeet ik echter hoe goed ik het heb, en zeur wél. Natuurlijk kent mijn lichaam haar kleine ongemakken, het zou immers abnormaal zijn als je door een ziekteproces zoals het mijne rolt zonder vervelende gevolgen en nare bijverschijnselen.
Eén van de zaken waar ik tegenaan loop als lente- en zomermens is ... de zon. Urenlang bakken op een zandstrand heb ik nooit gedaan, maar ik hou ervan om binnen én buiten te kunnen vertoeven zonder dikke kleding aan je lijf of met een plu in de hand. Aan regen heb ik een bloedhekel; het is net alsof ik dan met de wolken mee ga huilen.
Destijds, in de laatste weken voor mijn operatie heeft de tumor in mijn oog veel vocht afgescheiden dat regelmatig over mijn wangen liep. Ik kreeg een paar keer een allergische reactie op mijn eigen traanvocht; mijn gezicht werd rood en zette op, ik kreeg jeuk en er ontstonden kleine vochthoudende blaasjes, vooral op wangen en kin. Natuurlijk heb ik er medicijnen voor gekregen en toen mijn oogje eenmaal verwijderd was leek ik er geen last meer van te hebben. Maar ik juichte te vroeg.

De laatste jaren merk ik dat mijn gezichtshuid is veranderd. Hij is heel gevoelig geworden en snel geïrriteerd. Mijn huid is dun en droog als perkament en wat ik er ook op smeer, het helpt allemaal niets. En het ergste is ... ik kan niet meer tegen de zon.
Rechtstreeks fel zonlicht in mijn gezicht levert op de vreemdste momenten ongemak op. Mijn hoofd voelt branderig aan en moet gekoeld worden. Er ontstaan kleine bultjes die spontaan kunnen gaan bloeden. Minuscule waterblaasjes verschijnen uit het niets op mijn wangen en mijn kin, barsten open en leveren uiteindelijk kleine ontstekingen op, en ik ben gedoemd rondte lopen met een pukkelig pubergezicht. Nou ben ik niet extreem ijdel, maar ik vind het niet prettig om er zo uit te zien.
Dus als de zon fel schijnt  - zoals in de zomer, op een vakantieadres of thuis in die zeldzame weken van hittegolf op hittegolf - vind je mij tegenwoordig steevast in de schaduw van een plat dak, een parasol, boom of  hoog gebouw. Steeds vaker zoek ik beschutting in huis.
Mijn gezicht glimt dag in dag uit van de anti-allergie zonnecrème en de rest van mijn lijf voelt vettig aan door factor 50+. En op zo'n moment ga ik zeuren ... nou verpest dat vermaledijde oog-dat-er-niet-meer-zit ook nog eens mijn favoriete seizoenen!

Om rechtstreekse zonnestralen uit mijn gezicht te weren heb ik deze zomer mijn heil gezocht bij petjes, zonnekleppen en hoeden. Zo'n petje met vooruitstekende klep à la Max Verstappen?  Da's niks voor mij, als ik in de spiegel kijk staat er een oud mens met een beduimeld bouwvakkerspetje voor me, geen gezicht! Weg ermee.
De volgende stap was een losse zonneklep, ik heb prinses Bea er wel eens mee op een boot zien staan. Casual dus. Maar ja, ik heb geen kapper die mijn haren er netjes overheen drapeert en de kleuren waarin die dingen verkrijgbaar zijn flatteren me niet echt. Het klepje draag ik wel tijdens een autorit, fietstocht of bij andere sportieve gelegenheden. Maar voor doorsnee dagelijkse situaties ben ik op zoek naar ... hoedjes.

Nu vraag ik me af of ik überhaupt een hoedengezicht heb. Ondanks dat anderen zeggen van wel, twijfel ik. Bovendien ben ik niet zo thuis in de hoedenmode. Bedenkelijk staar ik naar mezelf in de spiegel en mijmer.
Ik ben een kind van het platteland en wat moet die nou met een hoed? Hoeden zijn voor mensen van stand; prinsessen en koninginnen, adellijke dames met cocktailjurkjes poserend voor een fotograaf of politica die elkaar de loef willen afsteken op Prinsjesdag. Een hoed draag je niet zomaar op een doordeweekse dag.
Ja, in het theater op het podium, daar draag je hoofddeksels in allerlei soorten, maar in de Appie? Of flanerend door je dorp op weg naar een vergadering? Bij hoge uitzondering zou ik een hoed kunnen dragen op een bruiloft-op-stand maar toch niet 'zo maar'? Bovendien moet die hoed een brede rand hebben wil hij mijn gezicht in de schaduw houden.

In de Franse samenleving zie je ze echter veelvuldig; daar lopen de vrouwen gewoon op plaatselijke markten rond met een hoed. Gevlochten exemplaren in lichte kleuren met gaatjes die de wind nog kans geeft om je hoofdhuid te masseren. Ze dragen hem met dezelfde reden waarvoor ik hem zoek: schaduw op het gezicht.
Twee jaar geleden heb ik in de Provence een vrolijk exemplaar van zo'n lichtgewicht hoedje gekocht, inclusief het uitbundig gebloemde striksjaaltje er omheen.
Dit jaar liep ik in Portugal een gevlochten beige hoedje met een bredere rand rondom tegen het lijf. In ieder geval een iets bescheidener exemplaar dat ik snel in mijn koffer heb gestopt.

Tja, dan zet je zo'n ding - enthousiast en blij dat je eindelijk een lekker zittende hoed gevonden hebt - op je hoofd in Nederland.
En wat gebeurt er? Ondanks dat de zon als een vurige bol aan de hemel staat te branden, wordt er raar opgekeken. Men staart je aan alsof je van een andere planeet komt. Er wordt gewezen, je hoort opmerkingen, lachen en gegiechel achter je rug.
Het is blijkbaar toch wel een beetje vreemd; die vrouw op de fiets met een zonnehoed op, die het ook nog waagt om boodschappen te gaan doen in de plaatselijke super en het beige gevalletje zelfs bij de koelingenstraat op haar hoofd laat staan omdat ze niet weet waar ze het anders moet laten ...

Een bescherming tegen de zon op je hoofd dragen is blijkbaar nog niet zo gewoon in Nederland. En zeg eens eerlijk; ook jij hebt - net als ik overigens - wel eens gelachen om die Japanse toeristen die met hun parasolletjes de Nederlandse molens komen bekijken.
Maar het dragen van een zonnehoed (of zo'n grappig parasolletje) hoeft niet altijd een buitenissige modetrend te zijn! Soms is het bittere noodzaak en het wordt tijd dat we gaan wennen aan een straatbeeld met hoedjes die ons beschermen tegen de verwoestende neveneffecten van zonlicht.

Ondanks het feit dat we aan alle kanten worden gewaarschuwd gaan we wat dit betreft nog laks om met ons lichaam. Bescherm je tegen die té felle zonnestralen, die zijn echt niet gezond! Smeren, smeren en nog eens smeren met een crème die een hoge beschermingsfactor heeft. Zeker bij kinderen. Niet gaan liggen 'bakken' midden op een zonnige dag. Je wordt immers ook bruin in de schaduw.

Zucht!
Gelukkig heb ik een dikke huid, weliswaar een kankergevoelige, maar dankzij mijn aandacht ervoor én de kundige verwijder-voor-de-zekerheid-verdachte-plekjes-handen van de huisarts, nog steeds een gezonde!



zondag 12 juni 2016

Gierig ...

Ik schreef er in een eerder blogbericht al over: mijn vrije tijd wordt op dit moment besteed aan het maken van theaterkostuums. Eén exemplaar is af. Het betreft één kostuum van een stel gieren. Een soort van 'uitprobeerpak', maar desondanks aardig gelukt. Er moet nog zo'n zelfde exemplaar komen want de gieren zijn met z'n tweetjes.
Nu is dit pak op een paspop zonder hoofd en voeten moeilijk te fotograferen.De opgepropte groene handdoek op de foto moet het hoofd van een speler voorstellen. Het gezicht wordt gegrimeerd als een vogel-gezicht met een kromme snavel. Voor de vorm heb ik even de gierenpoten aan de onderkant van het kostuum gespeld, in werkelijkheid zijn ze langer. Het zijn kinderhandschoenen in de vorm van vleermuis-klauwen; gekocht bij de grote Zweedse winkel. Ze worden nog van een bijpassend kleurtje roze verf met strepen voorzien en vastgemaakt aan een legging met balletschoenen. Zo kan de acteur gewoon lopen en dansen.
Voor dit pak heb ik een patroon gebruikt uit de Ottobre Volwassenen. Tot borsthoogte wel te verstaan. Het was een patroon van een vest met een capuchon en met zadelmouwen. Die laatste waren mooi in verband met het model van een gier.
Vanaf borsthoogte heb ik het patroon laten uitwaaieren tot ongeveer 75 cm breedte. Dat kon namelijk precies uit dubbel gelegde stof geknipt worden. De cultuursector heeft niet veel geld ter beschikking, dus we moeten zuinig met de centjes zijn. In theaterkostuums gaan ongemerkt vaak vele meters stof zitten.  Het voor- en achterpand zijn dus beide 140 breed aan de zoom. Op heuphoogte zit er aan de binnenkant een tunnel gestikt waar een flexibele elektriciteitsbuis doorheen is gehaald. Die houdt dat deel van het pak op spanning en rond.
In de zoom zit een elastisch koord dat losser en strakker getrokken kan worden.
De stoffen komen uit de rommelbakken van een stoffenhandel. De lichtbruine soort fluweel vertoonde al verkleuring, maar dat is voor theaterkostuums niet erg, daar worden ze alleen maar mooier van.
Het roze lapje van de nek had ik nog in m'n verzameling; een soort nepsuède dat ik ooit gebruikte bij het appliceren. De veren van de hals zijn gemaakt van een geplooid tricot zomersjaaltje met daartussen ingestiikte pijpenragers zodat het een beetje van het pak af blijft staan. Op het hoofd ook een paar van die ragers, bedoeld als losse veren.
Op borsthoogte en op de achterkant zijn lappen bruin linnen geappliceerd die de vorm van het gierenlijf aangeven. Deze zijn uit de hand gemodelleerd, geknipt en er op gestikt met een brede applicatiesteek.De veertjes op de buik zijn er met acrylverf opgeschilderd. Later dit jaar ga ik er nogmaals met een kwast overheen,want ik heb gemerkt dat ze snel vervagen. De mouwen zijn ook van het donkerbruine linnen. De vleugels worden gevormd door een cirkelvormige lap memory-taft die ik tussen de voordeellappen vond. De vleugel zit vast gestikt tussen mouwnaad en zijnaad van het pak. Vanaf de zoom  naar de oksel heb ik er smalle naadjes in gestikt. Omdat die stof flinterdunne ijzerdraadjes in zich heeft zitten, blijven die vleugels ook een beetje stijf hangen, en dat is mooi voor een gier...
Aan de achterkant loopt een rits, vanaf het midden van de capuchon tot net boven de taille. De capuchon is ook beschilderd om in het theater - van een afstand gezien -  meer vorm te geven aan het hoofd.
Zodra de grimeuses uit gaan proberen hoe ze het gezicht van de acteur gaan schminken kan ik de randen van de muts bij gaan werken met verf, zodat die naadloos aansluiten bij het gezicht van de acteur. Daarom zit er ook een verstelbare elastiek in de rand van de capuchon.
Op naar gier nr. twee...

woensdag 8 juni 2016

Vakantiebroekjes en vakantiewerk.

Het lijkt wel of ik minder achter de naaimachine zit dan voorheen. Maar schijn bedriegt. Ik werk aan een opdracht:: een nieuwe serie theaterkostuums voor een productie die voor december gepland staat. Dit keer ligt de uitdaging in het realiseren van een paar vogelpakken en een korset voor de hoofdrolspeelster. Om een menselijk lichaam door middel van een kostuum te transformeren naar een gier is heel wat denkwerk nodig. Mijn zoektocht naar patronen voor dit schepsel leverde niets op, dus moest ik mijn fantasie gebruiken. De regisseur van het toneelstuk heeft ook zo zijn eisen: géén maskers voor het gezicht en de spelers moeten goed kunnen bewegen. Ik ben er aan begonnen, het is vakantiewerk waar ik voorlopig wel even zoet mee ben.
Voor de vakantie van onze kleine zoon heb ik van restlapjes snel nog wat broekjes gemaakt. Het jochie is nog net niet aan lopen toe en kruipt (en klimt) overal op en in. Daardoor verschijnen er snel lelijke grote gaten in zijn broeken. Dit tot verdriet van zijn moeder die de dag gaat prijzen waarop haar zoontje letterlijk op eigen benen gaat staan.
Mijn machientje gaat ook even op vakantie, voor een servicebeurt. Daarna kunnen hij en ik weer ons best gaan doen. op dagen dat de zon even niet schijnt...

dinsdag 7 juni 2016

Niet makkelijk ...


Als kind keek ik met ontzag naar mijn opa, oma, oudooms en oudtantes. Dat waren grijze mensen met rimpels en kwaaltjes die zich uiterst traag door het leven bewogen. Gekleed in donkere omajurken of een ­– tot op de draad versleten – maatpak poseren ze op oude portretfoto’s die ik in een houten kistje ergens in een vergeten hoekje van een kast heb liggen.
Sommigen  kijken nors en waren – volgens mijn herinneringen – sacherijnig. Voor hen was ik bang, ik ging niet graag bij ze op bezoek. Echter, het merendeel van de ouderen in onze grote familie toonden zich geslaagd in het leven, die glimlachten naar de fotograaf.
En dat in een tijdperk waarin veel gebeurde. Ga maar na. Mijn voorouders overleefden twee wereldoorlogen en een diepe crisis. Ze leden onder de teloorgang van de textielindustrie en moesten dag en nacht werken op het platteland waar honger, ziekte en armoede op de loer lagen.
Op een gekarteld sepia fotootje kijk ik in glimmende oogjes van een nog jonge opa die trots wijst naar zijn eerste automobiel; een zwarte T-Ford met houten laadbak. Wereldwijd de eerste allemansauto die ervoor zorgde dat hij zijn twee werkpaarden kon ontzien bij het vervoer van zware biertonnen; hij was een stadse bierbrouwer die twaalf monden te voeden had.
Op een andere prent staat een zwik kinderen en kleinkinderen in slagorde voor een grote boerderij in een bos. In hun midden zitten twee oudjes op een rijk versierde stoel; 50 jaar huwelijksgeluk! De vrouw van het stel is minstens 14 keer zwanger geweest en de man  – krom van de reumatiek – houdt trillend een stok met zilveren knop in zijn handen. Hun eerste televisie was een wonder, de landing op de maan  leidde tot vloeken in de kerk. Ze kregen op een goede dag zomaar geld van Dr. Drees en teerden in hun nadagen op rust en gezelligheid.
Die familiefeesten – en nu heb ik het over de jaren zestig – waren legendarisch. In schuren en aangeveegde stallen stonden lange rijen tafels waar de ouderen achter plaatsnamen. Genietend van dikke sigaren, glaasjes advocaat met slagroom, gratis bier en champagnepils blikten ze tevreden naar ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ze werden op hun wenken bediend door in zwarte jurkjes gestoken jonge deernen die kleine witte schortjes voorzien van een kantje droegen. Op één van de foto’s  zie ik op de achtergrond een dikke matroneachtige dame met een soort verpleegsterschort nieuwsgierig uit een luikje leunen; ongetwijfeld de familiekokkin.
In mijn herinnering was er altijd wel een reden om te feesten; een bruiloft in de zomer, een geslaagde schoonmaak in de lente of een goede oogst in de herfst. En zo te zien vierde de hele buurt of straat het partijtje vrolijk mee.


De jeugd vermaakte zich op een in de haast gelegde dansvloer waar ze rock- en rolde op de muziek van Buddy Holly, mee lalde met Johny Hoes en Willy Alberti en maar niet genoeg kregen van de dansmuziek van James Last.
Wij – een meute kinderen van lagere schoolleeftijd – speelden op het erf met alles wat maar voorhanden was. Met lege bloempotten, flessen en bierkratten werden hele forten gebouwd, dekens dienden als daken en het gruis van de kolenkachel als vloerbedekking.
Als kind ging je respectvol met de ouderen om, ze hadden altijd een wijs antwoord op vragen en stopten je regelmatig wat toe, van een simpel snoepje tot een gulden voor in de spaarpot. En … ze hadden alle aandacht voor je.
Terugkijkend naar die tijd, besef ik ineens dat de oudjes op die foto’s niet méér jaren tellen dan ik op de dag van vandaag. Ook ik zou daar als een mater familias aan tafel kunnen zitten, mijn nageslacht observerend, wetende dat de jaren van mijn leven zo langzamerhand zijn geteld en ik blij mag zijn als ik vijf- of zesenzeventig word, de toenmalige gemiddelde levensduur van een mens.
Maar … de tijden zijn veranderd.
Zonder het harde bestaan van toen te bagatelliseren constateer ik dat onze generatie zestigplussers het niet makkelijk heeft. We feesten in ieder geval minder omdat we kleine families hebben.
Ja, toegegeven, het is waar. We leven gemiddeld een stuk langer dankzij de voortschrijdende medische wetenschap. Maar daarnaast moeten we hard werken, vaak onder hoge druk. We moeten dóór tot we bijna zeventig zijn! Pas dan krijgen we de centjes die ouwe Drees onze voorouders beloofde. Het is misschien niet altijd fysiek zwaar werk, maar onze hersens draaien overuren.
En we moeten bij blijven. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar telkens als ik bijvoorbeeld een nieuwe smartphone aanschaf, of mijn PC wordt ge-updated, moet ik opnieuw beginnen met leren, me inspannen om moderne zaken te begrijpen en te doorgronden, wil ik kunnen mee blijven gaan in de vaart der volkeren. Die digitalisering van de samenleving heb ik immers nooit van huis uit meegekregen of op school geleerd!
Ik ben nog van de generatie mechanische typemachine en dozen stencilpapier. Toch is het me gelukt om het hele computergebeuren inclusief Social Media te omarmen en ik kan er redelijk mee overweg.
Jarenlang dezelfde zwarte jurk dragen zoals mijn oma deed. kan echt niet meer.  Het modebeeld vraagt om snelle aanpassing, elk seizoen weer. Nieuwe kleding zoeken is tijdrovend en slurpt energie.
Boeken moeten worden gelezen, films gezien. Netwerken is ook op hoge leeftijd nog noodzakelijk want je zou toch eens wat missen.
Nu ik ouder word merk ik dat ik moeite heb om alle veranderingen te blijven accepteren en ze te verwerken in mijn dagelijkse doen en laten. De tijd en de rust ontbreekt me gewoon om telkens wéér nieuwe vaardigheden aan te leren. Ook mijn leeftijdgenoten klagen hierover. En … ik leer stukken langzamer dan vroeger.
Soms gooi ik het bijltje erbij neer. Als ik de zoveelste nieuwe provider voor de tv heb en al die vermaledijde instellingen moeten weer eens anders,  als ik mijn vertrouwde schijf van vijf overboord moet gooien en het voedsel ga bereiden volgens nieuwe richtlijnen. Jongens, ik kende eindelijk de vorige regels uit mijn hoofd! Wanneer ik het zoveelste enquêteformulier ‘klanttevredenheid’ ontvang van een bank waar ik de laatste jaren geen voet meer over de drempel zet omdat we immers modern telebankieren, zakt de moed me in de schoenen. Als ik weer op pad moet, reviews en testresultaten zit uit te pluizen omdat mijn nog niet zo oude strijksysteem maar een houdbaarheidsdatum van 5 jaar blijkt te hebben – ‘mevrouwtje, dat is best lang’-  dan heb ik het helemaal gehad!
Even een blik naar die oude portretfoto’s. Die ouderen van rond de zestig zaten in alle rust keurig op een stoel te lezen of te breien, zonder al die moderne ruis om hen heen. Ze kregen te eten en ze kregen aandacht. Er werd voor hen gezorgd zonder persoonlijke budgetten of bureaucratische zorgindicaties.
Ach, mijn oude voorouders! Hoe zou het hen zijn vergaan in deze hectische jaren van de eenentwintigste eeuw?
Ik sluit het beduimelde fotoboek en stort me op het overzetten en bewerken van een paar honderd vakantiekiekjes met hulp van een nieuw digitaal programma. Het lukt me nog niet om ze op de goede volgorde in keurige mappen te plaatsen. Ik zucht … oud worden is beslist niet makkelijk.


zaterdag 16 april 2016

Twee jurkjes.


Voor een voorjaarsvakantie heb ik nog snel een paar jurkjes gemaakt.
Om in de stad te dragen een jurkje van katoenen twill die rekbaar is. Patroon uit de ottobre voorjaar 2015.













En een jurkje voor het strand of aan het zwembad, van dunne tricot. Deze laatste lap stof - het is een zgn. panel met een foto en een vaste hoogte en breedte waarvan de voorstelling doorloopt -  geeft het effect dat je een jurkje krijgt dat er voor en achter anders uitziet. Het was nog een hele puzzel om hte patroon uit één panel te halen en te zorgen dat de mouwen doorlopen.

donderdag 31 maart 2016

Verregende paasdagen.

Tja, dat was me wat met de Paasdagen! In de weken vooraf werd redelijk weer voorspeld, maar die  vooruitzichten voor de Paasdagen die door de weermannen- en vrouwen gegeven worden lijken me altijd een beetje gekleurd; men wordt immers geacht de deur uit te gaan tijdens de paasdagen. De winkelboulevards en de eerste voorjaarsfestiviteiten varen daar wel bij.
Pasen stond voor de deur en gelijk met de paaskleur werd voor het weer de code geel gemeld. Storm, regen en kou. Dus ook onze plannen om de dag buiten door te brengen vielen letterlijk in het water.
Net als met Kerst, hebben we daarom lekker aan cocooning gedaan. Manlief en ik - gekleed in huispak - zetten ons aan bezigheden die absoluut geen stress opleveren. Zelf kruip ik lekker achter de naaimachine. Een paar dagen eerder had ik samen met dochterlief een stoffenzaak bezocht die een heropening vierde. Met een stapeltje stof - NIET verpakt in plastic tasjes - liepen we de deur uit.
Van een paar lapjes die niet groter waren dan 50 cm heb ik een bodywarmertje voor onze kleine zoon gemaakt.
Een patroon uit de Ottobre 2011-1 heb ik als basis hiervoor gebruikt. Aangevuld met een capuchon en voorzien van een Efteling-voering kan kleine zoon zijn eerste stapjes buiten zetten, lekker warm gekleed . De buitenstof is een windstopper-fleece.
Verder nog een zacht tricot broekje. Deze draagt hij het liefst en dat is begrijpelijk. Zulke broekjes geven een kind lekker veel bewegingsruimte, zitten niet strak in de taille en zijn makkelijk aan- en uit te trekken. Omdat het kleine mannetje als een hazewind door het huis kruipt kost het zijn ouders een vermogen aan broeken. Ze slijten snel door op de knieën. We hopen nu op beter voorjaarsweer. Dan kan kleine zoon lekker buiten op het zachte gras leren om zelfstandig rechtop te lopen. Oma maakt zijn broeken wel, de komende tijd met pijpen tot op de knie!

dinsdag 1 maart 2016

Op de valreep ... een trui.

Omdat ik op gezette tijden een koukleum ben heb ik nog snel een warme trui gemaakt. Het patroon stond in de KNIP van februari van dit jaar, niet als overtrekpatroon maar eentje om op ruitjespapier en de juiste maten zelf te tekenen. Inspiratie was een design-setje van DKNY, met een rokje in dezelfde stijl.
Het rokje heb ik niet gemaakt.
De bedoeling van het patroon was om het setje in een wat stugge scuba-achtige stof te maken. Aangezien ik niet de slankste ben heb ik dat maar niet gedaan. Een lap double-face fleece leek me beter geschikt. En dan ook niet in grijstinten, want die flatteren me niet zo.
Ik heb een proefabo op de KNIP. Mezelf cadeau gedaan omdat zij nu ook grotere maten voeren. Om te kijken of deze maten ook geschikt zijn voor mijn lijf heb ik me voorgenomen uit elk tijdschrift dat ik krijg toegestuurd in deze proeftijd iets te maken. Vroeger ben ik jaren abonnee geweest van het blad maar merkte op een gegeven moment dat hun maatvoering niet zo goed meer bij me paste. De laatste jaren heb ik meer uit het blad Ottobre gemaakt. Ik ben stevig, klein en heb een appelfiguur. Naaipatronen moet ik sowieso altijd aan mijn lengte aanpassen.ie hier het resultaat. Ik ben gaan experimenteren met de naden. Ik zou de trui ook binnenste buiten kunnen dragen, dan wordt hij dus geel met zwart. De zomen aan de onderkant, de mouwen en de kraag heb ik niet afgewerkt. Deze fleece rafelt niet en als je de stof strak met een scherpe schaar knipt hoef je de randen niet af te werken. Op 2 cm van de rand heb ik een eenvoudig zigzagstiksel gestikt.

 De rits zit in een naar voren gelegde extra schoudernaad. De naden van de mouwen en die naar voren geplaatste schoudernaden zijn naar buiten toe vast gestikt, daarna platgelegd en doorgestikt met een kleine zigzagsteek op een cm afstand. Daarna heb ik de overgebleven rand stof secuur afgeknipt met een scherpe schaar.
Soms bracht me dat in de problemen bij een paar kruisende naden, daar heb ik wat extra zwarte fleece weg moeten knippen om het gele te laten doorlopen.
Op zich een leuke trui, maar dat het nu zo'n modeontwerpers uitstraling heeft betwijfel ik. Hij is in ieder geval lekker warm en kan in de koffer mee op vakantie om te dragen bij frisse avonden. Fleece is licht in gewicht, en dat is prettig als je op de kilo's moet letten wanneer je vliegt...

Jheronimus Bosch

Jheronimus Bosch, Jeroen Bosch, Jan van Aaken ... namen van één schilder met heel veel gezichten wiens werkelijke beeltenis voor altijd een mysterie zal blijven.
Alle leden van onze schilderscursus doen mee aan een project rond deze kunstenaar. We bekijken zijn werken, discussiëren er over en trachten hem te doorgronden. Onlangs heb ik de tentoonstelling in 's-Hertogenbosch bezocht. Ongelooflijk hoe een schilder uit de Middeleeuwen zo kon schilderen. En dan bedoel ik het niet technisch, maar met zoveel metaforen, fantasierijke voorstellingen en vooruitziende blik.
Als groep maken we nu een groot schilderij dat bestaat uit een aantal delen die - als alles af is - bij elkaar worden gevoegd tot één groot geheel. Elke cursist maakt één deel in zijn of haar stijl.. Het moet een moderne Bosch worden, met de huidige actualiteit als thema, maar dan met de denkwijze van JB. In april is ons project onderdeel van een groter cultureel geheel in de gemeente; een tentoonstelling over JB's werken, thema-avonden in de Bibliotheek, schoolprojecten etc. etc.
Mijn aandeel moest een portret worden voor de donkere kant van het schilderij ... toen ik er over aan het denken werd gezet kwam er een foto van de Amerikaanse president in tranen voorbij. Een dankbaar gezicht voor het dreigende gevaar in Bosch zijn schilderijen. Ik moest het met foto's doen, want Obama kon ik niet vragen om te komen poseren ...

De komende tijd ga ik me tijdens mijn schilderlessen verdiepen in het maken van portretten. Niet met de kwast op canvas, maar met paletmessen op houten panelen. Deze techniek heb ik voor dit portret ook gebruikt en dat was een uitdaging die me wel aansprak ... maar ook eentje die meer oefening vereist.
Als alle leden van onze club klaar zijn met hun onderdeel en het grote schilderij tentoongesteld wordt zal ik nog aanvullende foto's toevoegen.

Ondertussen is het totale project klaar. Het wordt nu opgehangen en dient als discussiestuk cq. studieobject in een tentoonstelling over het leven en werken van Jheronimus Bosch in de relatie tot onze huidige tijd.


maandag 29 februari 2016

Dipjes.

Het is een algemeen verschijnsel waar we last van hebben; de winterdip. Dat gevoel van algehele malaise, vage vermoeidheid en gevaarlijk onbehagen waar je geen verklaring voor hebt.Ook bij mij slaat het toe, meestal in de maand januari of februari, of nadat ik de kerstspullen in dozen naar de zolder heb verbannen waar ze weer een jaartje stof kunnen happen.
Dat laatste zal wel meevallen overigens want manlief en oudste dochter hebben recent onze zolderverdieping gekuist. Het jarenlang verzamelen van spullen die je zelden nodig hebt had als resultaat een overvolle opslagplaats waar je je kont niet kon keren. We hebben een grote zolder die je via een vlizotrap op kunt. Het lastige er aan is dat we er gedurende bijna veertig jaar heel wat zaken hebben opgeborgen maar ook dat je er nauwelijks stahoogte hebt. Nu ik wat minder mobiel ben krijg ik het niet meer voor elkaar de spinnenwebben en het stof er structureel weg te houden dus de mufheid in dat deel van ons huis sloeg toe en er was hulp nodig bij het verjagen ervan.
Aanleiding voor die poetsbeurt was het feit dat we op zoek gingen naar een paar dozen peuterspeelgoed van vroeger. Voor onze kleine zoon, om er mee te spelen als hij bij oma en opa logeert. Dat spul staat al dertig jaar geduldig te wachten op een nieuwe eigenaar, is in de loop der tijd steeds meer verschoven naar de achterste rijen met dozen en bijkans onbereikbaar. Reden tot ruimen dus.
Voor oudste dochter ook een uitgelezen kans om spullen te verzamelen voor zichzelf. Want dochterlief heeft - na lang aarzelen - het besluit genomen om het werken en wonen in verre landen vaarwel te zeggen. Na tien jaar had ze het wel gehad met onrust, revoluties. vreemde gasten en bloedhete zonnestralen; ze keerde onlangs veilig terug in het ouderlijke nest. Tijdelijk wel te verstaan, want een baan en een eigen onderkomen in ons natte kikkerlandje scoorden hoog op haar verlanglijstje.
Tot onze vreugde én verbazing - want de arbeidsmarkt is op dit moment toch niet zó gunstig voor werkzoekende dertigers zonder baan - kwamen beiden vrij snel, dat wil zeggen binnen een maand na terugkeer, op haar pad. Dochterlief greep haar kans ondanks het verlangen om eerst een paar maanden van haar rust te genieten.Van wie heeft ze toch die verstandige inslag?

En zo kwam het dat we noodgedwongen op derde kerstdag  in een overvolle IKEA-winkel de meest noodzakelijke spulletjes aan het kopen waren en zij daarmee richting eigen huisje vertrok. Nadat ze nog wat kratten vol zolderattributen had verzameld en haar garderobe was aangevuld met kleding voor ons Hollandse klimaat reed ze in een volgepropte occasion van ons vandaan; wij bleven achter met een schone, minder volle bovenverdieping.
Het besef dat mijn meisjes nu waarschijnlijk hun bestemming hebben gevonden bezorgt me een leeg gevoel van binnen. Ik herken het empty-nest syndroom en dwaal doelloos door mijn huis vol herinneringen. In mijn brein hoor ik humoristisch uitgesproken brabbel-woordjes, fantasievolle kinderverhaaltjes en opstandige puberuitspraken. Dertig jaar zorgen voor het gezin jagen als een film door mijn hoofd. Dat wat geweest is glijdt in mijmeringen geruisloos voorbij en maakt me week.
Natuurlijk hebben we onze dochters en hun gezinnen nu dichterbij dan ooit en is ons leven verrijkt met een kleine zoon waarop ik mijn moedergevoelen zonder scrupules kan loslaten. Ik ben daar heel dankbaar voor en mag van mezelf niet klagen want er zijn er velen die zo'n kans niet krijgen.
Uit het raam starend en de regen vervloekend die de laatste weken onafgebroken uit de lucht dendert, nies ik in een tissue waarmee ik zojuist een ontsnapte traan van mijn wang heb geveegd. Het voelt in mijn hart net zo koud als de temperatuur buiten. Brrr ...februari ... donker, nat, grieperig en ... uiterst saai nu.

Even laat ik de negatieve gevoelens toe in mijn leven, even geef ik me over aan het klagende zelfmedelijden dat een mens soms moet laten blijken om zijn ziel op te schonen. Op dit moment staat er een glas voor me dat niet half vol maar - op een bodempje na - leeg is.
Het luide gerinkel van de bel zorgt er voor dat ik word weggerukt uit de diepe duisternis. Dochter en kleine zoon vragen met een stralend gezicht of ik met ze mee ga lunchen. Lopend met paraplu, dikke jas en das smeekt deze dag immers om een ik-loop-lekker-in-alle-plassen-en-word-nat-momentje.
Hoestend en proestend verschijnt er een glimlach rond mijn lippen. ... Februari ... de zon piept plotseling weer uit een dik wolkendek tevoorschijn ... 
 

maandag 18 januari 2016

Imitatiesuède.

Een tijdje geleden was ik op een stoffenmarkt en zag daar hele mooie stof liggen. Imitatie Suède. Hij was in verschillende tinten te verkrijgen met een effen structuur of met een soort leerprintje. Niet goedkoop, maar wel een gokje waard dus er verdween twee meter van in mijn lappen-tas.
Thuisgekomen heb ik de imitatie-suède eerst gewassen. Dat bleek geen enkel probleem te geven. Wel voelt de stof aan als zeemleer, moet je hem hangend drogen en oppassen dat je geen streep in de stof maakt door hem over een scherpe waslijn te hangen. Eenmaal droog schrok ik wel even, er zat een behoorlijke printfout in, op zo'n 10 cm van de rand. Balen natuurlijk, zeker omdat in mijn hoofd een jurkpatroon zat dat ik voor een nieuwe outfit wilde gebruiken waarbij de hele breedte van de stof nodig is. Die 2 meter zou wel erg krap worden ...
Nu ben ik vrij klein van stuk en niet de slankste. Ik moet echt maatje 48-50 gebruiken en dat aanpassen. Nu wil het geval dat in het Patronentijdschrift Knip  - dat pas een metamorfose heeft ondergaan - gelukkig alle getoonde kledingstukken ook in grote maten als patronen te vinden zijn. Eindelijk een tekenteam dat snapt dat er heel wat  Rubensvrouwen in Nederland rondlopen die zichzelf graag in mooie kleding willen tonen!
Ik heb eerst een los exemplaar gekocht om de proef op de som te nemen en te checken of die grote maten wel werken voor mijn gedrongen lijf dat door medische problemen te kampen heeft met een bij tijd en wijle opgezette bovenbuik.
Er staat een hip color-blocking jurkje in. Natuurlijk in de kleinste maat gefotografeerd, maar dat mag de pret niet drukken. Ik neem het patroon over. Na het meten blijkt dat ik de ruglengte moet aanpassen. Omdat ik klein van stuk ben moet er wat over-ruimte uit de voorpanden uit, anders hangen de coupnaden onder mijn borsten. Bij deze patronenleverancier moet ik daar dus in de toekomst duidelijk rekening mee houden.
Door de aanwezigheid van de fout kan ik geen hele jurk-panden uit de stof knippen, ik moet die omissie  zien te omzeilen. Aangezien het voorpand van dit patroon uit een aantal delen bestaat zou dat met enig passen, meten en puzzelen moeten lukken. Als je de rugdelen en mouwen wél uit dubbele stof kunt knippen - en dat ook eerst doet - neem je wel een risico. Hou je genoeg stof over voor de rest? Maar goed, de schaar gaat er in.
Die verschillende stukken van het voorpand knip ik daarna uit de resten enkele stof. De draadrichting en vleug kan ik in deze situatie niet handhaven. Ik ga dus met opzet knippen met een andere recht-van-draad richting. Met het gevolg dat de verschillende delen van het voorpand in het licht ook een ander aanzicht hebben. Ik knip het grootste stuk echter wél zoals het hoort, aangezien de stof ook een rek-richting kent die het draagcomfort verhoogd.
Color-blocking, maar dan met één kleur stof. Uiteindelijk lukt het om de hele jurk uit die twee meter te halen. De stof rafelt niet, dus dat is een voordeel bij het knippen van de stof. Dat kan nu strak en netjes.

Tijdens het naaien loop ik tegen een ander probleem aan. Het advies van de verkoper was om een micro-tex naald te gebruiken. Die heb ik in mijn verzameling, zowel de gewone microtex als de sharp uitvoering. Voor de zekerheid probeer ik verschillende steken uit op een proeflapje. Een simpele rechte steek lukt, maar zodra ik een reksteek of afwerksteek wil gebruiken gaat het mis. De stof trekt, de draden knappen, er worden steken overgeslagen. Sorry meneer de marktkoopman, een microtexnaald blijkt een te klein oogje te hebben.
Het wordt een hele zoektocht om de goede combinatie naald, draad en steek te vinden.Te meer omdat ik een stretch steek wil gebruiken die dezelfde rek heeft als de stof. Ik wil het risico niet lopen dat naden tijdens het dragen gaan knappen.
Mijn hele collectie naalden wordt uitgeprobeerd. Uiteindelijk heb ik de jurk in elkaar genaaid met een jeansnaald, op een lager tempo van de machine en natuurlijk met dubbeltransport (IDT), dat bleek - op mijn naaimachine - het beste te werken. De draad had wel de neiging om op te stropen, maar een paar keer een nieuwe naald gebruiken lost dat probleem op. De stof vrat naalden maar ik kwam er achter dat de verf van de print de neiging heeft om aan de naald te blijven plakken en hem stroef te maken. Gelukkig heb ik de naalden niet gelijk weggegooid. Schoonmaken met een nat en hard huishoudsponsje bleek de oplossing te zijn.
Volgende probleem, de stof schuift moeilijk onder mijn machine door. Papier er onder leggen is dit keer geen optie, ik krijg het niet tussen de steekjes uit gefriemeld en het is de bovenlaag die stroopt. Ik herinner me een tip van heel lang geleden ... de naad insmeren met paraffine (een harde oude kaars) die ik ook voor slecht lopende plastic ritsen gebruik. Dat helpt. Ik kan naden stikken en afwerken met een  brede locksteek. Daarna knip ik de naden keurig netjes bij, dat voorkomt het 'haken' aan je onderkleding in de binnenkant van het jurkje.

Het kostte enige moeite maar al met al is het toch nog een leuk werkstuk geworden. Het colorblocking effect is natuurlijk weg, maar door de lichtval op de verschillende delen is het niet helemaal verdwenen, al is dat op de foto's niet duidelijk te zien. De driekwart mouwen, blinde rits en het loopsplitje achter maken hem af. De jurk oogt een tikkeltje ondeugend-sjiek, door de subtiele glans en leer-uitstraling. Je moet hem wel dragen met een gladde onderjurk, anders plakt de stof aan je benen en je panty vast. Maar eenmaal aan het zeem-achtige materiaal gewend draagt het heerlijk.

Een tijd geleden heb ik een robe-manteau gekocht. Je weet wel, zo'n soort dunne blazerjas die je ook in huis kunt dragen. De prijs was een rib uit mijn lijf, maar het is een tijdloos kledingstuk. Als ik daar zelf mooie trendy jurkjes onder kan maken van textiel dat niet al te prijzig is kan ik die combinatie nog jaren dragen. Voor mij fijn wanneer ik voor mijn werk zakelijk representatief moet zijn en voor grote groepen mensen sta. Op den duur ben ik dan toch goedkoper uit. Ik kan met kleuren en dessins variëren, bijpassende sjaaltjes en kettingen zorgen ervoor dat ik - klein dikkertje - er toch netjes uit kan zien. Nu nog op zoek naar een lichte, zomerse variant.
Ondertussen heb ik een proefabonnement van het patronenblad genomen om nog eens wat uit te proberen.
De eerste reacties van anderen waren positief. Ik kreeg verschillende complimenten dat ik er goed uitzag, en vragen waar ik dat leuke jurkje had gekocht. Ze moesten eens weten ...
Op de foto zie je het resultaat van mijn inspanning, een op het oog simpel gelijnd, maar niet makkelijk te maken jurkje van imitatie-leer.