Ik schreef er in een eerder blogbericht al over: mijn vrije tijd wordt op dit moment besteed aan het maken van theaterkostuums. Eén exemplaar is af. Het betreft één kostuum van een stel gieren. Een soort van 'uitprobeerpak', maar desondanks aardig gelukt. Er moet nog zo'n zelfde exemplaar komen want de gieren zijn met z'n tweetjes.
Nu is dit pak op een paspop zonder hoofd en voeten moeilijk te fotograferen.De opgepropte groene handdoek op de foto moet het hoofd van een speler voorstellen. Het gezicht wordt gegrimeerd als een vogel-gezicht met een kromme snavel. Voor de vorm heb ik even de gierenpoten aan de onderkant van het kostuum gespeld, in werkelijkheid zijn ze langer. Het zijn kinderhandschoenen in de vorm van vleermuis-klauwen; gekocht bij de grote Zweedse winkel. Ze worden nog van een bijpassend kleurtje roze verf met strepen voorzien en vastgemaakt aan een legging met balletschoenen. Zo kan de acteur gewoon lopen en dansen.
Voor dit pak heb ik een patroon gebruikt uit de Ottobre Volwassenen. Tot borsthoogte wel te verstaan. Het was een patroon van een vest met een capuchon en met zadelmouwen. Die laatste waren mooi in verband met het model van een gier.
Vanaf borsthoogte heb ik het patroon laten uitwaaieren tot ongeveer 75 cm breedte. Dat kon namelijk precies uit dubbel gelegde stof geknipt worden. De cultuursector heeft niet veel geld ter beschikking, dus we moeten zuinig met de centjes zijn. In theaterkostuums gaan ongemerkt vaak vele meters stof zitten. Het voor- en achterpand zijn dus beide 140 breed aan de zoom. Op heuphoogte zit er aan de binnenkant een tunnel gestikt waar een flexibele elektriciteitsbuis doorheen is gehaald. Die houdt dat deel van het pak op spanning en rond.
In de zoom zit een elastisch koord dat losser en strakker getrokken kan worden.
De stoffen komen uit de rommelbakken van een stoffenhandel. De lichtbruine soort fluweel vertoonde al verkleuring, maar dat is voor theaterkostuums niet erg, daar worden ze alleen maar mooier van.
Het roze lapje van de nek had ik nog in m'n verzameling; een soort nepsuède dat ik ooit gebruikte bij het appliceren. De veren van de hals zijn gemaakt van een geplooid tricot zomersjaaltje met daartussen ingestiikte pijpenragers zodat het een beetje van het pak af blijft staan. Op het hoofd ook een paar van die ragers, bedoeld als losse veren.
Op borsthoogte en op de achterkant zijn lappen bruin linnen geappliceerd die de vorm van het gierenlijf aangeven. Deze zijn uit de hand gemodelleerd, geknipt en er op gestikt met een brede applicatiesteek.De veertjes op de buik zijn er met acrylverf opgeschilderd. Later dit jaar ga ik er nogmaals met een kwast overheen,want ik heb gemerkt dat ze snel vervagen. De mouwen zijn ook van het donkerbruine linnen. De vleugels worden gevormd door een cirkelvormige lap memory-taft die ik tussen de voordeellappen vond. De vleugel zit vast gestikt tussen mouwnaad en zijnaad van het pak. Vanaf de zoom naar de oksel heb ik er smalle naadjes in gestikt. Omdat die stof flinterdunne ijzerdraadjes in zich heeft zitten, blijven die vleugels ook een beetje stijf hangen, en dat is mooi voor een gier...
Aan de achterkant loopt een rits, vanaf het midden van de capuchon tot net boven de taille. De capuchon is ook beschilderd om in het theater - van een afstand gezien - meer vorm te geven aan het hoofd.
Zodra de grimeuses uit gaan proberen hoe ze het gezicht van de acteur gaan schminken kan ik de randen van de muts bij gaan werken met verf, zodat die naadloos aansluiten bij het gezicht van de acteur. Daarom zit er ook een verstelbare elastiek in de rand van de capuchon.
Op naar gier nr. twee...
Overal om je heen zie je beelden, hoor je geluiden, en wordt je omringd door de warmte van mensen. Deze wereld geeft je inspiratie en je voelt de drang om te scheppen, te creëren en wat achter te laten. Dan zit er niets anders op dan juist dat te doen. Toch? Maar wat als het er op gaat lijken dat je misschien wel gedwongen wordt vervroegd afscheid te moeten nemen van diezelfde wereld met daarin alles wat je lief is? Blijft de creativiteit dan borrelen?
zondag 12 juni 2016
Gierig ...
Labels:
Kunstschilderen.,
Textiele werkvormen,
Toneel
woensdag 8 juni 2016
Vakantiebroekjes en vakantiewerk.
Het lijkt wel of ik minder achter de naaimachine zit dan voorheen. Maar schijn bedriegt. Ik werk aan een opdracht:: een nieuwe serie theaterkostuums voor een productie die voor december gepland staat. Dit keer ligt de uitdaging in het realiseren van een paar vogelpakken en een korset voor de hoofdrolspeelster. Om een menselijk lichaam door middel van een kostuum te transformeren naar een gier is heel wat denkwerk nodig. Mijn zoektocht naar patronen voor dit schepsel leverde niets op, dus moest ik mijn fantasie gebruiken. De regisseur van het toneelstuk heeft ook zo zijn eisen: géén maskers voor het gezicht en de spelers moeten goed kunnen bewegen. Ik ben er aan begonnen, het is vakantiewerk waar ik voorlopig wel even zoet mee ben.
Voor de vakantie van onze kleine zoon heb ik van restlapjes snel nog wat broekjes gemaakt. Het jochie is nog net niet aan lopen toe en kruipt (en klimt) overal op en in. Daardoor verschijnen er snel lelijke grote gaten in zijn broeken. Dit tot verdriet van zijn moeder die de dag gaat prijzen waarop haar zoontje letterlijk op eigen benen gaat staan.
Mijn machientje gaat ook even op vakantie, voor een servicebeurt. Daarna kunnen hij en ik weer ons best gaan doen. op dagen dat de zon even niet schijnt...
Voor de vakantie van onze kleine zoon heb ik van restlapjes snel nog wat broekjes gemaakt. Het jochie is nog net niet aan lopen toe en kruipt (en klimt) overal op en in. Daardoor verschijnen er snel lelijke grote gaten in zijn broeken. Dit tot verdriet van zijn moeder die de dag gaat prijzen waarop haar zoontje letterlijk op eigen benen gaat staan.
Mijn machientje gaat ook even op vakantie, voor een servicebeurt. Daarna kunnen hij en ik weer ons best gaan doen. op dagen dat de zon even niet schijnt...
Labels:
Kinderkleding,
Textiel.,
Textiele werkvormen
dinsdag 7 juni 2016
Niet makkelijk ...
Als kind keek ik met ontzag naar mijn opa, oma, oudooms en oudtantes. Dat waren grijze mensen met rimpels en kwaaltjes die zich uiterst traag door het leven bewogen. Gekleed in donkere omajurken of een – tot op de draad versleten – maatpak poseren ze op oude portretfoto’s die ik in een houten kistje ergens in een vergeten hoekje van een kast heb liggen.
Sommigen
kijken nors en waren – volgens mijn herinneringen – sacherijnig. Voor
hen was ik bang, ik ging niet graag bij ze op bezoek. Echter, het merendeel van
de ouderen in onze grote familie toonden zich geslaagd in het leven, die glimlachten
naar de fotograaf.
En dat in een tijdperk waarin veel
gebeurde. Ga maar na. Mijn voorouders overleefden twee wereldoorlogen en een
diepe crisis. Ze leden onder de teloorgang van de textielindustrie en moesten
dag en nacht werken op het platteland waar honger, ziekte en armoede op de loer
lagen.
Op een gekarteld sepia fotootje kijk ik
in glimmende oogjes van een nog jonge opa die trots wijst naar zijn eerste
automobiel; een zwarte T-Ford met houten laadbak. Wereldwijd de eerste allemansauto
die ervoor zorgde dat hij zijn twee werkpaarden kon ontzien bij het vervoer van
zware biertonnen; hij was een stadse bierbrouwer die twaalf monden te voeden
had.
Op een andere prent staat een zwik
kinderen en kleinkinderen in slagorde voor een grote boerderij in een bos. In
hun midden zitten twee oudjes op een rijk versierde stoel; 50 jaar huwelijksgeluk!
De vrouw van het stel is minstens 14 keer zwanger geweest en de man – krom van de reumatiek – houdt trillend een stok
met zilveren knop in zijn handen. Hun eerste televisie was een wonder, de
landing op de maan leidde tot vloeken in
de kerk. Ze kregen op een goede dag zomaar geld van Dr. Drees en teerden in hun
nadagen op rust en gezelligheid.
Die familiefeesten – en nu heb ik het
over de jaren zestig – waren legendarisch. In schuren en aangeveegde stallen
stonden lange rijen tafels waar de ouderen achter plaatsnamen. Genietend van dikke
sigaren, glaasjes advocaat met slagroom, gratis bier en champagnepils blikten
ze tevreden naar ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ze werden op hun wenken bediend
door in zwarte jurkjes gestoken jonge deernen die kleine witte schortjes
voorzien van een kantje droegen. Op één van de foto’s zie ik op de achtergrond een dikke matroneachtige
dame met een soort verpleegsterschort nieuwsgierig uit een luikje leunen;
ongetwijfeld de familiekokkin.
In mijn herinnering was er altijd wel
een reden om te feesten; een bruiloft in de zomer, een geslaagde schoonmaak in
de lente of een goede oogst in de herfst. En zo te zien vierde de hele buurt of
straat het partijtje vrolijk mee.
De jeugd vermaakte zich op een in de
haast gelegde dansvloer waar ze rock- en rolde op de muziek van Buddy Holly,
mee lalde met Johny Hoes en Willy Alberti en maar niet genoeg kregen van de
dansmuziek van James Last.
Wij – een meute kinderen van lagere
schoolleeftijd – speelden op het erf met alles wat maar voorhanden was. Met
lege bloempotten, flessen en bierkratten werden hele forten gebouwd, dekens
dienden als daken en het gruis van de kolenkachel als vloerbedekking.
Als kind ging je respectvol met de
ouderen om, ze hadden altijd een wijs antwoord op vragen en stopten je
regelmatig wat toe, van een simpel snoepje tot een gulden voor in de spaarpot.
En … ze hadden alle aandacht voor je.
Terugkijkend naar die tijd, besef ik
ineens dat de oudjes op die foto’s niet méér jaren tellen dan ik op de dag van
vandaag. Ook ik zou daar als een mater familias aan tafel kunnen zitten, mijn
nageslacht observerend, wetende dat de jaren van mijn leven zo langzamerhand zijn
geteld en ik blij mag zijn als ik vijf- of zesenzeventig word, de toenmalige
gemiddelde levensduur van een mens.
Maar … de tijden zijn veranderd.
Zonder het harde bestaan van toen te
bagatelliseren constateer ik dat onze generatie zestigplussers het niet
makkelijk heeft. We feesten in ieder geval minder omdat we kleine families
hebben.
Ja, toegegeven, het is waar. We leven
gemiddeld een stuk langer dankzij de voortschrijdende medische wetenschap. Maar
daarnaast moeten we hard werken, vaak onder hoge druk. We moeten dóór tot we
bijna zeventig zijn! Pas dan krijgen we de centjes die ouwe Drees onze
voorouders beloofde. Het is misschien niet altijd fysiek zwaar werk, maar onze
hersens draaien overuren.
En we moeten bij blijven. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar telkens als ik bijvoorbeeld
een nieuwe smartphone aanschaf, of mijn PC wordt ge-updated, moet ik opnieuw
beginnen met leren, me inspannen om moderne zaken te begrijpen en te
doorgronden, wil ik kunnen mee blijven gaan in de vaart der volkeren. Die digitalisering
van de samenleving heb ik immers nooit van huis uit meegekregen of op school
geleerd!
Ik ben nog van de generatie mechanische
typemachine en dozen stencilpapier. Toch is het me gelukt om het hele
computergebeuren inclusief Social Media te omarmen en ik kan er redelijk mee
overweg.
Jarenlang dezelfde zwarte jurk dragen zoals mijn oma deed.
kan echt niet meer. Het modebeeld vraagt om snelle aanpassing, elk seizoen weer. Nieuwe
kleding zoeken is tijdrovend en slurpt energie.
Boeken moeten worden gelezen, films
gezien. Netwerken is ook op hoge leeftijd nog noodzakelijk want je zou toch
eens wat missen.
Nu ik ouder word merk ik dat ik moeite
heb om alle veranderingen te blijven accepteren en ze te verwerken in mijn
dagelijkse doen en laten. De tijd en de rust ontbreekt me gewoon om telkens wéér nieuwe
vaardigheden aan te leren. Ook mijn leeftijdgenoten klagen hierover. En … ik leer stukken langzamer dan vroeger.
Soms gooi ik het bijltje erbij neer. Als
ik de zoveelste nieuwe provider voor de tv heb en al die vermaledijde instellingen
moeten weer eens anders, als ik mijn
vertrouwde schijf van vijf overboord moet gooien en het voedsel ga bereiden
volgens nieuwe richtlijnen. Jongens, ik kende eindelijk de vorige regels uit
mijn hoofd! Wanneer ik het zoveelste enquêteformulier ‘klanttevredenheid’
ontvang van een bank waar ik de laatste jaren geen voet meer over de drempel
zet omdat we immers modern telebankieren, zakt de moed me in de schoenen. Als
ik weer op pad moet, reviews en testresultaten zit uit te pluizen omdat mijn
nog niet zo oude strijksysteem maar een houdbaarheidsdatum van 5 jaar blijkt te
hebben – ‘mevrouwtje, dat is best lang’-
dan heb ik het helemaal gehad!
Even een blik naar die oude
portretfoto’s. Die ouderen van rond de zestig zaten in alle rust keurig op een
stoel te lezen of te breien, zonder al die moderne ruis om hen heen. Ze kregen
te eten en ze kregen aandacht. Er werd voor hen gezorgd zonder persoonlijke
budgetten of bureaucratische zorgindicaties.
Ach, mijn oude voorouders! Hoe zou het
hen zijn vergaan in deze hectische jaren van de eenentwintigste eeuw?
Ik sluit het beduimelde fotoboek en
stort me op het overzetten en bewerken van een paar honderd vakantiekiekjes met
hulp van een nieuw digitaal programma. Het lukt me nog niet om ze op de goede
volgorde in keurige mappen te plaatsen. Ik zucht … oud worden is beslist niet
makkelijk.
Abonneren op:
Posts (Atom)