zondag 12 juni 2016

Gierig ...

Ik schreef er in een eerder blogbericht al over: mijn vrije tijd wordt op dit moment besteed aan het maken van theaterkostuums. Eén exemplaar is af. Het betreft één kostuum van een stel gieren. Een soort van 'uitprobeerpak', maar desondanks aardig gelukt. Er moet nog zo'n zelfde exemplaar komen want de gieren zijn met z'n tweetjes.
Nu is dit pak op een paspop zonder hoofd en voeten moeilijk te fotograferen.De opgepropte groene handdoek op de foto moet het hoofd van een speler voorstellen. Het gezicht wordt gegrimeerd als een vogel-gezicht met een kromme snavel. Voor de vorm heb ik even de gierenpoten aan de onderkant van het kostuum gespeld, in werkelijkheid zijn ze langer. Het zijn kinderhandschoenen in de vorm van vleermuis-klauwen; gekocht bij de grote Zweedse winkel. Ze worden nog van een bijpassend kleurtje roze verf met strepen voorzien en vastgemaakt aan een legging met balletschoenen. Zo kan de acteur gewoon lopen en dansen.
Voor dit pak heb ik een patroon gebruikt uit de Ottobre Volwassenen. Tot borsthoogte wel te verstaan. Het was een patroon van een vest met een capuchon en met zadelmouwen. Die laatste waren mooi in verband met het model van een gier.
Vanaf borsthoogte heb ik het patroon laten uitwaaieren tot ongeveer 75 cm breedte. Dat kon namelijk precies uit dubbel gelegde stof geknipt worden. De cultuursector heeft niet veel geld ter beschikking, dus we moeten zuinig met de centjes zijn. In theaterkostuums gaan ongemerkt vaak vele meters stof zitten.  Het voor- en achterpand zijn dus beide 140 breed aan de zoom. Op heuphoogte zit er aan de binnenkant een tunnel gestikt waar een flexibele elektriciteitsbuis doorheen is gehaald. Die houdt dat deel van het pak op spanning en rond.
In de zoom zit een elastisch koord dat losser en strakker getrokken kan worden.
De stoffen komen uit de rommelbakken van een stoffenhandel. De lichtbruine soort fluweel vertoonde al verkleuring, maar dat is voor theaterkostuums niet erg, daar worden ze alleen maar mooier van.
Het roze lapje van de nek had ik nog in m'n verzameling; een soort nepsuède dat ik ooit gebruikte bij het appliceren. De veren van de hals zijn gemaakt van een geplooid tricot zomersjaaltje met daartussen ingestiikte pijpenragers zodat het een beetje van het pak af blijft staan. Op het hoofd ook een paar van die ragers, bedoeld als losse veren.
Op borsthoogte en op de achterkant zijn lappen bruin linnen geappliceerd die de vorm van het gierenlijf aangeven. Deze zijn uit de hand gemodelleerd, geknipt en er op gestikt met een brede applicatiesteek.De veertjes op de buik zijn er met acrylverf opgeschilderd. Later dit jaar ga ik er nogmaals met een kwast overheen,want ik heb gemerkt dat ze snel vervagen. De mouwen zijn ook van het donkerbruine linnen. De vleugels worden gevormd door een cirkelvormige lap memory-taft die ik tussen de voordeellappen vond. De vleugel zit vast gestikt tussen mouwnaad en zijnaad van het pak. Vanaf de zoom  naar de oksel heb ik er smalle naadjes in gestikt. Omdat die stof flinterdunne ijzerdraadjes in zich heeft zitten, blijven die vleugels ook een beetje stijf hangen, en dat is mooi voor een gier...
Aan de achterkant loopt een rits, vanaf het midden van de capuchon tot net boven de taille. De capuchon is ook beschilderd om in het theater - van een afstand gezien -  meer vorm te geven aan het hoofd.
Zodra de grimeuses uit gaan proberen hoe ze het gezicht van de acteur gaan schminken kan ik de randen van de muts bij gaan werken met verf, zodat die naadloos aansluiten bij het gezicht van de acteur. Daarom zit er ook een verstelbare elastiek in de rand van de capuchon.
Op naar gier nr. twee...

woensdag 8 juni 2016

Vakantiebroekjes en vakantiewerk.

Het lijkt wel of ik minder achter de naaimachine zit dan voorheen. Maar schijn bedriegt. Ik werk aan een opdracht:: een nieuwe serie theaterkostuums voor een productie die voor december gepland staat. Dit keer ligt de uitdaging in het realiseren van een paar vogelpakken en een korset voor de hoofdrolspeelster. Om een menselijk lichaam door middel van een kostuum te transformeren naar een gier is heel wat denkwerk nodig. Mijn zoektocht naar patronen voor dit schepsel leverde niets op, dus moest ik mijn fantasie gebruiken. De regisseur van het toneelstuk heeft ook zo zijn eisen: géén maskers voor het gezicht en de spelers moeten goed kunnen bewegen. Ik ben er aan begonnen, het is vakantiewerk waar ik voorlopig wel even zoet mee ben.
Voor de vakantie van onze kleine zoon heb ik van restlapjes snel nog wat broekjes gemaakt. Het jochie is nog net niet aan lopen toe en kruipt (en klimt) overal op en in. Daardoor verschijnen er snel lelijke grote gaten in zijn broeken. Dit tot verdriet van zijn moeder die de dag gaat prijzen waarop haar zoontje letterlijk op eigen benen gaat staan.
Mijn machientje gaat ook even op vakantie, voor een servicebeurt. Daarna kunnen hij en ik weer ons best gaan doen. op dagen dat de zon even niet schijnt...

dinsdag 7 juni 2016

Niet makkelijk ...


Als kind keek ik met ontzag naar mijn opa, oma, oudooms en oudtantes. Dat waren grijze mensen met rimpels en kwaaltjes die zich uiterst traag door het leven bewogen. Gekleed in donkere omajurken of een ­– tot op de draad versleten – maatpak poseren ze op oude portretfoto’s die ik in een houten kistje ergens in een vergeten hoekje van een kast heb liggen.
Sommigen  kijken nors en waren – volgens mijn herinneringen – sacherijnig. Voor hen was ik bang, ik ging niet graag bij ze op bezoek. Echter, het merendeel van de ouderen in onze grote familie toonden zich geslaagd in het leven, die glimlachten naar de fotograaf.
En dat in een tijdperk waarin veel gebeurde. Ga maar na. Mijn voorouders overleefden twee wereldoorlogen en een diepe crisis. Ze leden onder de teloorgang van de textielindustrie en moesten dag en nacht werken op het platteland waar honger, ziekte en armoede op de loer lagen.
Op een gekarteld sepia fotootje kijk ik in glimmende oogjes van een nog jonge opa die trots wijst naar zijn eerste automobiel; een zwarte T-Ford met houten laadbak. Wereldwijd de eerste allemansauto die ervoor zorgde dat hij zijn twee werkpaarden kon ontzien bij het vervoer van zware biertonnen; hij was een stadse bierbrouwer die twaalf monden te voeden had.
Op een andere prent staat een zwik kinderen en kleinkinderen in slagorde voor een grote boerderij in een bos. In hun midden zitten twee oudjes op een rijk versierde stoel; 50 jaar huwelijksgeluk! De vrouw van het stel is minstens 14 keer zwanger geweest en de man  – krom van de reumatiek – houdt trillend een stok met zilveren knop in zijn handen. Hun eerste televisie was een wonder, de landing op de maan  leidde tot vloeken in de kerk. Ze kregen op een goede dag zomaar geld van Dr. Drees en teerden in hun nadagen op rust en gezelligheid.
Die familiefeesten – en nu heb ik het over de jaren zestig – waren legendarisch. In schuren en aangeveegde stallen stonden lange rijen tafels waar de ouderen achter plaatsnamen. Genietend van dikke sigaren, glaasjes advocaat met slagroom, gratis bier en champagnepils blikten ze tevreden naar ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ze werden op hun wenken bediend door in zwarte jurkjes gestoken jonge deernen die kleine witte schortjes voorzien van een kantje droegen. Op één van de foto’s  zie ik op de achtergrond een dikke matroneachtige dame met een soort verpleegsterschort nieuwsgierig uit een luikje leunen; ongetwijfeld de familiekokkin.
In mijn herinnering was er altijd wel een reden om te feesten; een bruiloft in de zomer, een geslaagde schoonmaak in de lente of een goede oogst in de herfst. En zo te zien vierde de hele buurt of straat het partijtje vrolijk mee.


De jeugd vermaakte zich op een in de haast gelegde dansvloer waar ze rock- en rolde op de muziek van Buddy Holly, mee lalde met Johny Hoes en Willy Alberti en maar niet genoeg kregen van de dansmuziek van James Last.
Wij – een meute kinderen van lagere schoolleeftijd – speelden op het erf met alles wat maar voorhanden was. Met lege bloempotten, flessen en bierkratten werden hele forten gebouwd, dekens dienden als daken en het gruis van de kolenkachel als vloerbedekking.
Als kind ging je respectvol met de ouderen om, ze hadden altijd een wijs antwoord op vragen en stopten je regelmatig wat toe, van een simpel snoepje tot een gulden voor in de spaarpot. En … ze hadden alle aandacht voor je.
Terugkijkend naar die tijd, besef ik ineens dat de oudjes op die foto’s niet méér jaren tellen dan ik op de dag van vandaag. Ook ik zou daar als een mater familias aan tafel kunnen zitten, mijn nageslacht observerend, wetende dat de jaren van mijn leven zo langzamerhand zijn geteld en ik blij mag zijn als ik vijf- of zesenzeventig word, de toenmalige gemiddelde levensduur van een mens.
Maar … de tijden zijn veranderd.
Zonder het harde bestaan van toen te bagatelliseren constateer ik dat onze generatie zestigplussers het niet makkelijk heeft. We feesten in ieder geval minder omdat we kleine families hebben.
Ja, toegegeven, het is waar. We leven gemiddeld een stuk langer dankzij de voortschrijdende medische wetenschap. Maar daarnaast moeten we hard werken, vaak onder hoge druk. We moeten dóór tot we bijna zeventig zijn! Pas dan krijgen we de centjes die ouwe Drees onze voorouders beloofde. Het is misschien niet altijd fysiek zwaar werk, maar onze hersens draaien overuren.
En we moeten bij blijven. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar telkens als ik bijvoorbeeld een nieuwe smartphone aanschaf, of mijn PC wordt ge-updated, moet ik opnieuw beginnen met leren, me inspannen om moderne zaken te begrijpen en te doorgronden, wil ik kunnen mee blijven gaan in de vaart der volkeren. Die digitalisering van de samenleving heb ik immers nooit van huis uit meegekregen of op school geleerd!
Ik ben nog van de generatie mechanische typemachine en dozen stencilpapier. Toch is het me gelukt om het hele computergebeuren inclusief Social Media te omarmen en ik kan er redelijk mee overweg.
Jarenlang dezelfde zwarte jurk dragen zoals mijn oma deed. kan echt niet meer.  Het modebeeld vraagt om snelle aanpassing, elk seizoen weer. Nieuwe kleding zoeken is tijdrovend en slurpt energie.
Boeken moeten worden gelezen, films gezien. Netwerken is ook op hoge leeftijd nog noodzakelijk want je zou toch eens wat missen.
Nu ik ouder word merk ik dat ik moeite heb om alle veranderingen te blijven accepteren en ze te verwerken in mijn dagelijkse doen en laten. De tijd en de rust ontbreekt me gewoon om telkens wéér nieuwe vaardigheden aan te leren. Ook mijn leeftijdgenoten klagen hierover. En … ik leer stukken langzamer dan vroeger.
Soms gooi ik het bijltje erbij neer. Als ik de zoveelste nieuwe provider voor de tv heb en al die vermaledijde instellingen moeten weer eens anders,  als ik mijn vertrouwde schijf van vijf overboord moet gooien en het voedsel ga bereiden volgens nieuwe richtlijnen. Jongens, ik kende eindelijk de vorige regels uit mijn hoofd! Wanneer ik het zoveelste enquêteformulier ‘klanttevredenheid’ ontvang van een bank waar ik de laatste jaren geen voet meer over de drempel zet omdat we immers modern telebankieren, zakt de moed me in de schoenen. Als ik weer op pad moet, reviews en testresultaten zit uit te pluizen omdat mijn nog niet zo oude strijksysteem maar een houdbaarheidsdatum van 5 jaar blijkt te hebben – ‘mevrouwtje, dat is best lang’-  dan heb ik het helemaal gehad!
Even een blik naar die oude portretfoto’s. Die ouderen van rond de zestig zaten in alle rust keurig op een stoel te lezen of te breien, zonder al die moderne ruis om hen heen. Ze kregen te eten en ze kregen aandacht. Er werd voor hen gezorgd zonder persoonlijke budgetten of bureaucratische zorgindicaties.
Ach, mijn oude voorouders! Hoe zou het hen zijn vergaan in deze hectische jaren van de eenentwintigste eeuw?
Ik sluit het beduimelde fotoboek en stort me op het overzetten en bewerken van een paar honderd vakantiekiekjes met hulp van een nieuw digitaal programma. Het lukt me nog niet om ze op de goede volgorde in keurige mappen te plaatsen. Ik zucht … oud worden is beslist niet makkelijk.