vrijdag 24 november 2017

Black Friday?!



Ben ik nu zo oubollig? Manlief en ik zaten al achter de Commodore 64 toen die net op de markt was. We gooiden de cassettebandjes aan de kant op het moment dat de CD verscheen. Niet lang na de introductie van de mobiele telefoon hadden wij ook zo’n ‘koelkast’.
Tegenwoordig doen we (bijna) alles digitaal. De muntjes in onze jaszak zijn vervangen door plastic geld en elke vraag wordt eerst leergierig opgezocht op Internet voordat we hem stellen aan de geleerden van deze wereld. Toch voel ik me oud en een beetje zeurderig.
Hoe dat zo?
Nou, ik heb soms het gevoel dat ik de tijd niet bij kan benen. Al die nieuwigheden, trends en veranderingen? Daar begin ik zo langzamerhand een gloeiende hekel aan te krijgen. Het schept onrust in mijn gelukkige leven.
Nu ook weer. Black Friday, Thanksgiving. Huh?!  Wat moet ik daar mee? Ik ben geboren in Nederland. Hoewel mijn taalgevoeligheid me een heel eind brengt met algemene kennis van vreemde talen en ik niet vies ben van het bezoeken van andere landen en culturen, ben - én blijf -  ik een Nederlandse. Ik adem, ruik, proef en voel me een kind van dat Lage Land aan de zee.
Maar als ik me in winkelcentra begeef, luister naar ‘de boodschappen’ en het plaatselijke advertentieblaadje open sla lijk ik in een andere wereld beland. En beslist niet in de mijne.
Overal schreeuwen de buitenlandse termen me tegemoet. Solden, Sale, Black Friday, Thanksgiving, Seasons Outlet, Halloween, Boxing Day, Cheap Vouchers …  Goh, wat moet ik er mee?

Beste trendmakers, productontwikkelaars en marktmanagers  (euh ja … jullie functieomschrijving zal ongetwijfeld een hele interessante en lange Engelstalige titel dragen …) ik zit niet te wachten op schreeuwerige anderstalige trendboodschappen!
Denken jullie nu echt dat ik op die éne vrijdag ’s morgens in de vrieskou voor een winkeldeur ga liggen om al vechtend net dat éne speciaal door jullie uitgekozen artikel te bemachtigen voor die éne alleen-vandaag prijs?
Of op die andere dag mezelf ga etaleren als een griezelig anders-dan-anders-mens met pompoenen onder mijn armen om juist andere mensen de stuipen op het lijf te jagen?
Ga ik mijn 2 malse beter-leven kippendijtjes inruilen voor een minder malse plofkalkoen die amper in mijn pan past en waarvan de nog minder malse restjes me nog dagenlang in de koelkast aan liggen staren?
Kom nou zeg!

Zelfs in mijn kleine plattelandsdorpje wil ik de normale Hollandse nuchterheid tegenkomen. Geef me simpelweg een beetje korting op artikelen die minder in de mode of net aan datum zijn, dan ben ik al tevreden.
Waar is de oer-Hollandse uitverkoop gebleven? Die twee weken hectiek die ik op dat moment in winkels mijden kan wanneer ik behoefte heb aan stressloos winkelen? Zijn de kleine bescheiden bordjes met teksten als korting, uitverkoop en afgeprijsd definitief naar de kliko verbannen?
Dwing me alstublieft niet om eerst op het World Wide Web te moeten zoeken waar al die termen voor staan en wat de culturele achtergrond van al die buitenlandse feestdagen is. Laat die in het land waar ze vandaan komen.

Marketinglui: met de intentie om geen mens te discrimineren of te beledigen wil het Hollands terug, de taal als eerste. Ik wil me bezighouden met het Sinterklaasfeest, met snert en pannenkoeken, de warme kruik in bed en een zoektocht naar de mooiste - vooral afgeprijsde - kerstboom. Het liefst wil ik de rust in het winkelen terug en me niet gedwongen voelen een hele serie extra feestdagen (of wat daarvoor door moet gaan) te vieren omwille van de trend.
We snappen heus wel dat die trends en termen alleen maar in het Nederlandse leven worden geïntroduceerd om meer winst en omzet te genereren. Maar moeten we nu alles van de Amerikanen overnemen inclusief die voor ons nietszeggende culturele feestdagen? Wat hebben wij met Thanksgiving en the Fourth of July?
Ik leef hier en niet daar. Geef mij maar gewoon Sinterklaas en 5 Mei.

Zo. Dat moest ik even kwijt.
Bij mij hebben de trendmakers het tegenovergestelde bereikt. Door mijn oubolligheid ga ik minder uitgeven. Die ballast van al dat anderstalige taalgeweld en opgelegd koopgedrag gooi ik van me af. Binnenkort ga ik lekker kleinschalig shoppen terwijl de kerstverlichting brandt en de foute cadeautjes door Zwarte Piet zijn geruild voor een paar oerdegelijke Hollandse sokken.

donderdag 12 oktober 2017

Wachten ...



Als patiënt maak ik het vaak mee. Bij lotgenotencontacten, in wachtkamers, op fora hoor en lees ik het te pas en te onpas: het woord WACHTEN.
Wachten op afspraken, wachten op diagnoses, wachten op uitslagen, wachten op behandelactie, wachten op het aanslaan van medicijnen en ga zo maar door. Het lijkt soms wel of de hele wereld van ons -patiënten- bestaat uit ... wachten.
Ook ik heb ervaring met wachten ... veel zelfs. Maar ik ben er ook -al wachtende- over gaan nadenken. Of zoals ik dat noem; mijmeren, want nadenken klinkt zo zwaar. Dat in stilte filosoferen schijnen mijn hersenen vanzelf te gaan doen op momenten dat ik even mijn rust pak. Op de bank, een bed of luie stoel, een gun-momentje voor jezelf; even terug trekken uit een boeiend en op dit moment druk bestaan. Ja, ik ben ziek, mijn tijd is beperkt en ik ga dood aan kanker. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet gelukkig ben of kan zijn.  ... Of morgen onder een vrachtwagen terecht kom ...
 Afijn, we dwalen af. Waarom dat gevoel van altijd maar wachten?

We leven in een tijd waar de snelheid regeert, waar de prestatiedruk op mensen steeds groter wordt, waar je met één druk op de knop een pakketje uit Verwegistan besteld via het WorldWideWeb, dat vervolgens de volgende dag bij jou aan de deur door een extreem gehaaste bezorger wordt aangeboden.
We zijn in de loop der tijd als mens egoïstischer geworden, mondiger ook, assertief.
En dat heeft alles met snelheid te maken. We raken aan die snelheid gewend ... en eisen onbedoeld nóg meer snelheid …  ook met overvolle agenda's. Het hebben van geduld wordt steeds minder als goede eigenschap gezien en we hollen van de ene activiteit in de andere.
… Tot … we serieus ziek worden.

Dan staat onze wereld abrupt stil. Plotseling zijn de dagen op de kalender niet meer ingevuld. We worden verplicht tot nietsdoen … en (af)wachten. Ons doen en laten wordt gedomineerd door het ziek-zijn en we hebben minder -of totaal geen- oog voor andere zaken. We raken als patiënt geobsedeerd door ons eigen bestaan op aarde. Er is vaak maar één goal: we moeten weer gezond worden ... en snel ook! Zodat we weer kunnen gaan hollen.
O ja, kanker kan heel agressief verlopen en dan is snelheid van handelen onontbeerlijk, daar moet geen discussie over zijn.
Maar kanker kan ook tergend langzaam, als een goed verborgen sluipmoordenaar zo maar uit het niets opdoemen. 
Kanker is per patiënt verschillend en ons egoïsme eist dat we als individuele patiënt worden gezien én behandeld. En dat kost nu eenmaal tijd. Tijd én een goedgevulde knip. En die twee laatste zijn moeilijk met elkaar verenigbaar.

Toegegeven: er gaat het een en ander fout in de zorg- en medische wereld. Daar moeten we onze ogen niet voor sluiten en ook reëel in zijn. Het kan dus altijd beter.
Als patiënt val je een wereld binnen die wordt gerund door mensen van vlees en bloed. Mannen en vrouwen die moeten functioneren met hulp van – soms weigerende - apparaten en een digitale snelweg die ook niet altijd even goed werkt. Het is werken onder hoge druk, fouten worden genadeloos afgestraft. ‘Operatie geslaagd maar patiënt overleden’ kan men zich gewoonweg niet veroorloven. Het is presteren met zo weinig mogelijk tijd, middelen en menskracht.

Soms lijkt het in jouw beleving als patiënt allemaal lang te duren maar wordt er achter de schermen keihard voor je gewerkt. Dat zie je als patiënt vaak niet, want jij zit in die saaie wachtkamer je dood te vervelen. En dan glijdt de tijd langzaam. Ook in je hoofd waarin jij op dat moment het belangrijkste persoontje op aarde bent en o zo ongelukkig en ongeduldig zit … te wachten.
Dat wachten gebeurt ook thuis, tussen bijvoorbeeld een scanafspraak en de uitslag ervan. Die angst, dat ongeduld, dan niet-welbevinden op allerlei gebied wordt door veel kankerpatiënten herkend. De Engelsen hebben er intussen een goed woord voor gevonden Scanxiety (scan-opwinding).
Kijk, dat iemand 10 weken of soms véél langer moet wachten op een kankerdiagnose zou echt niet moeten kunnen, dat is onmenselijk. Die onzekerheid voor de patiënt én zijn naasten moet eerder worden weggenomen anders ga je er geestelijk aan onderdoor. Als je dan moppert dat het te lang duurt geef ik je groot gelijk, sterker nog ...  ik mopper mee.
Ik weet niet hoe u er over denkt, maar -ondanks dat- heb ik persoonlijk liever een goede, kloppende diagnose waar ik even op moet wachten, dan een verkeerde amper een uur na onderzoek.

Wij -kankerpatiënten- kunnen zelf veel doen om dat andere ‘gevoel van wachten’ te doorbreken.
We kunnen ons inlezen, informatie verzamelen en proberen onze ziekte te begrijpen. Onszelf als het ware onderwijzen. In gesprekken met het medisch- en/of zorgveld komt dat van pas; het werkt en praat sneller. Als je de ziekte begrijpt kun je ook beter de gevolgen ervan accepteren en er mee leren omgaan.
Misschien kan de praktische uitvoering van jouw behandelingsplan sneller en efficiënter.  Een klein voorbeeld: waarom ver reizen en lang in een wachtruimte wachten voor dat ene enkele-zinnen-gesprek met een arts die op een pc-scherm tuurt en een uitslag voorleest? Voor een ja/nee uitslag van bijvoorbeeld scans, kan die arts jou net zo goed even bellen of mailen. Een mogelijke behandeling naar aanleiding van die uitslag eist waarschijnlijk toch weer een nieuwe afspraak.
De grote impact van kanker op je leven (en dat van je naasten) zorgt er vaak voor dat het in je hoofd alleen maar om die kanker gaat. Afleiding, -héél doelbewust en op allerlei manieren- je bezig houden met andere zaken dan 'die kanker' laat de tijd sneller lopen. Structuur in je dagelijkse bezigheden doet dat ook.

Ongemakkelijk zittend op een stoel. In gespannen stilte oude tijdschriften doorbladeren in overvolle wachtkamers. Een typisch tijdverdrijf waar ik weinig van snap, maar als vanzelf vaak aan mee doe. De tijd kruipt!
Ik heb gemerkt dat het ook anders kan. Download een lekker spannend of romantisch leesboek op je E-reader. Zet een koptelefoon op met je lievelingsmuziek. (Wel op je beurt letten!) Speel een spelletje met je meegebrachte maatje of knoop eens een gezellig gesprek aan met een volkomen vreemde die óók voor zich uit zit te staren. Wedden dat je zo aan de beurt bent?
En last but not least: laat je niet wegduwen achter de geraniums, ga niet zitten wachten op wat er allemaal komen gaat maar reageer assertief.
Ook al ben je kankerpatiënt, ook al zit je met smart te wachten op antwoorden die misschien nooit zullen komen; de tijd kun je niet dwingen. De tijd is van jou;  jij hebt je leven in eigen hand. Vul haar met zaken die je gelukkig maken, je weet wel; zing, vecht, huil, bid, werk, lach en bewonder … maar wacht niet!



zondag 20 augustus 2017

Omaha, Utah, Juno, Gold, Sword ...

Als kind van ouders-die-de-oorlog-hebben-meegemaakt waren de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog nooit ver weg. In onze jeugd werden we er altijd naar verwezen, vooral als het leven even niet goed verliep. 'In de oorlog was het wel anders' ... 'wacht maar, tot het wéér oorlog wordt' ... 'wij gaan niet op vakantie naar die moffen!'... 'het gevaar komt uit het Oosten'... enz. Het waren van die geijkte zinnen die, naarmate we ouder werden, ons oor in- en uitgingen.
We leerden leven met de trauma's van onze ouders; opgelopen in die 5 lange jaren overleven tussen verwoesting en geweld. We luisterden met open mond naar hun heldenverhalen maar zwegen als zij tekenen van oorlogs-stress vertoonden. Soms begrepen we hun pijn en frustratie. Vaker nog vonden we die knap vermoeiend en - het afwijzend - stortten wij ons recalcitrant de nieuwe tijd in van de Rock en Roll.
Nu - ouder én zelf ouders - relativeren we die jaren, zijn Europeaan geworden en niet meer bang om over oorlogen te praten. Trauma's die wij als na-oorlogse generatie nog zouden ervaren, kunnen worden opgespoord en verwerkt.

Ik ben een geschiedenisfreak, tijdens mijn pubertijd was het mijn lievelingsvak op school en als ik op vakantie ga zoek ik plaatsen op met een rijke historie. Kennis van het verleden begrijpt het heden, zei mijn leraar eens, en ik geef hem gelijk.
Dit jaar hebben manlief en ik de Invasiestranden van Normandië bezocht. Ze waren me bekend; uit boeken, persoonlijke verhalen en van de film The Longest Day, die wij destijds als kind in de bioscoop mochten bekijken. En natuurlijk van de blijdschap op de gezichten van onze ouders als ze spraken over 'de bevrijding'. Het was er alleen nog nooit van gekomen die kusten van het Franse land te gaan verkennen en ik vond de tijd rijp om terug in het verleden te duiken nu de wereld weer in brand lijkt te staan.
Dit jaar hebben we er tijd voor genomen. En ik moet zeggen; Normandië heeft indruk op me gemaakt. Die goudgele zandvlaktes - blakend heet in de zon - waarop zo veel bloed is gevloeid. De inspanning om kunstmatige havens te maken die je in een storm even later dreigt te verliezen, terwijl honderdduizenden van je manschappen vechten om iedere meter strand. De voorbereiding die dit alles heeft gekost, in het diepste geheim ... en uiteindelijk de overwinning.
De caissons van die tijdelijke havens liggen bij vloed nog duidelijk zichtbaar in zee, als blijvende monumenten van kracht en vasthoudendheid. De bomkraters zijn terug te vinden in het huidige verstilde landschap en de bunkers van waaruit men beschoten werd worden nu betreden door in slippers en sandalen gestoken voeten van heel veel toeristen. Voeten die nog elke dag de vele begraafplaatsen in het gebied bezoeken.
Tussen de tienduizenden grafstenen - soms met een papiertje in de hand, zoekend naar een grafnummer waarin een familielid zijn laatste rustplaats heeft gevonden - worden er in serene rust en stilte bloemen gelegd. Slechts onderbroken door de Last Post bij het strijken van de vlag, elke dag weer.
En dan ... het uitzicht. De zon, die de kruizen een schaduw gaf waardoor hun aantal verdubbeld, zakt aan het einde van de dag als een bloedrode bal in de oceaan en zal er ook weer uit herrijzen, als de vogel Phoenix uit zijn as. Hoeveel soldaten hebben dat zelfde beeld gezien? Denkend aan huis en haard, de strijd vervloekend en met de dood voor ogen?

Elk dorp, stadje of gehucht in die regio heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen herinneringen en een eigen museum waarin vondsten van het slagveld zijn tentoongesteld waarmee verhalen levend worden gehouden en doorgegeven. De Tweede Wereldoorlog is in Normandië nog altijd beeldbepalend aanwezig, ook bij de na-oorlogse generaties. Kinderen spelen op het strand tussen de overblijfselen van verdedigingswerken, tieners en adolescenten leiden toeristen rond in musea en helpen graven te onderhouden. Het was prettig om te zien dat er nog steeds veel ouders met kinderen rondlopen om die gruwelijke jaren 40-45 in herinnering te houden en door te geven aan volgende generaties. Toch zag ik ook een ander beeld.

Zowat alle woongemeenschappen in dat gebied drijven - economisch gezien - op het toerisme van de invasiestranden. En van dát alleen. Andere activiteiten vind je er nauwelijks en dat is zorgelijk voor hun toekomst. Jongeren trekken weg uit de dorpen. Er is leegstand, al worden sommige huizen wel als vakantiewoningen verhuurd. Maar met het verstrijken van decennia verflauwt de aandacht voor het verleden. Logisch en onomkeerbaar.
De kleine musea sterven een langzame dood. Het zijn er te veel. Je kunt als toerist niet elk detail gaan onderzoeken dus moet je keuzes maken. De glans is er af, ze worden stoffig. Voor elk gevonden item of verhaal wordt entree gevraagd en soms bekroop me het gevoel dat men de gebeurtenissen uit het verleden exploiteert en toeristen uitknijpt, als laatste poging om overeind te blijven.
Naarmate de tijd verstrijkt blijven er steeds minder betrokkenen over die persoonlijk en aan den lijve die vreselijke oorlog hebben meegemaakt. Het beeld van in uniform gestoken, onderscheidingen dragende oude knarren die hun maten opzoeken en saluerend klaprozen leggen op hun graf, verdwijnt. De soldaten van toen zijn de negentig gepasseerd. Ik heb er welgeteld één gezien, omringd door zorgzame familieleden. Met tranen in zijn ogen nam ook hij waarschijnlijk voor de laatste maal afscheid van de plaats waar zoveel herinneringen aan kleven.
De grote musea zoals in Arromanches en Museum Overlord in Colleville-sur-Mer die nieuw, modern en gelikt zijn zullen trekkers blijven. Ze geven een gedegen overall beeld van wat er zich in die regio aan het eind van Wereldoorlog II heeft afgespeeld. De begraafplaatsen zullen ons eeuwig wijzen op de waanzin en zinloosheid van oorlogen. Het zijn plekken om te mijmeren, te gedenken, een traan te laten, bloemen te leggen en in het gastenboek te schrijven; alstublieft, laat er niet nog meer velden vol witte kruizen bijkomen op deze wereld. Het is genoeg geweest ...

Normandië zal altijd het stempel van de Invasiestranden met zich meedragen. Maar zich terug blijven trekken en verschuilen achter de oorlogstijd geeft het gebied geen toekomst. Men zal andere bronnen moeten gaan zoeken en dat wordt een forse klus.
Naast deze overweging vol zorgen en verdriet blijft Normandië natuurlijk een prachtstreek om op vakantie te gaan!




 

zaterdag 15 juli 2017

Help! Mijn kledingkast ...

Help! Mijn kledingkast puilt uit, maar ...

Hoe vaak speelt deze gedachten door het hoofd van een vrouw? Door het mijne in ieder geval wel.
Mijn kledingkast werd het laatste half jaar behoorlijk gemeden. Er is werktuiglijk materiaal uitgehaald, gewassen, gestreken en weer terug gepropt. Iedereen heeft er in gerommeld omdat er momenten waren dat ik dat door mijn ziekzijn amper zelf kon. En dat is te merken aan slordige stapels kleding, volle lades en een hanggedeelte waar je tussen de bomen het bos niet meer ziet. Kortom: verwaarlozing! En dat schreeuwt om actie!
Ik zie niet meer wat er werkelijk in die kast hangt en ligt, dus begin op mijn dooie gemak met het  opruimen ervan. Het heeft geen enkele zin om snel te werken. Ik heb gelukkig genoeg tijd en wil het grondig aanpakken anders sta ik over een paar maanden weer met ergernis voor die deur.
De kleinste laden worden het eerst uitgemest. Rigoureus belandt alles wat ik de afgelopen jaren niet aan heb gehad in de bekende weggeef-kleding-zak. Kleding die te versleten en verwassen is om nog te worden gedragen verdwijnt in de kliko.


Nou behoor ik tot de categorie bewaarders. Bovendien ben ik niet zo’n trendvolger in de mode, geef mij maar mooie klassiekers die lang doorgedragen kunnen worden. Bij kleding opruimen denk ik altijd; ‘dat komt vast nog wel eens van pas’  en ‘toch zonde om weg te doen’, kortom; smoesjes te over.
Maar dit keer heb ik me niet laten foppen. Daar komt bij dat mijn lijf er nu anders uitziet qua proporties, ik regelmatig jojo met m’n gewicht vanwege medicijngebruik en op sommige plekken aan mijn lichaam geen strakke kleding kan verdragen.
Dat zijn problemen die verre van leuk blijken als je ’s ochtends voor je spiegel staat, niet weet wat je aan moet trekken en iets te voorschijn haalt wat dan bij nader inzien toch niet past.
Dus kledingstukken die niet lekker meer zitten, te groot of te klein zijn, worden verbannen naar de zak.
 
Er schijnt wat licht in de duisternis, met de laden schiet het op. Maar het hang- en leggedeelte van mijn - weliswaar grote, maar niet inloop -kast stribbelt tegen. Want daar bevinden zich zaken die ik zelf heb gemaakt. Met veel geduld, energie en uithoudingsvermogen heb ik getekend en geplakt, geknipt en genaaid om tenslotte trots te dragen. Mijn eigengemaakte kledingstukken zijn net kindjes … en daar is het moeilijk afscheid van nemen.
Kleding die echt zwaar uit de mode is  en als hobbezak rond mijn lichaam hangt gaat uiteindelijk toch de zak in, maar een aantal ‘gevallen’ blijft voor de zekerheid hangen… Je weet het maar nooit!

Ik mijmer na de zoveelste blik op de overvolle planken. Als ik dit jaar makkelijke kleding mee wil nemen op vakantie, moet ik toch echt snel aan de bak. Passende shirtjes, tuniekjes en jurkjes, die ga ik beslist tekort komen deze zomer. Exemplaren van niet-kreukende stoffen, snel te wassen en te drogen. Daar focus ik op. Ik kan ze natuurlijk kopen, maar op dit moment heb ik geen puf om eindeloos in winkels te moeten zoeken naar items die me passen. Om vervolgens tot de ontdekking te komen dat ik zelf makkelijk twéé exemplaren kan maken voor de prijs die men voor één enkel kledingstuk vraagt. Tja, ik ben zuunig én gierig… wat dat betreft.
Een (kerst)cadeau-abonnement op een patronenblad heeft gezorgd voor een stapel inspiratie op mijn naaitafel.  Ze liggen er al een tijdje. Maagdelijk, nog nauwelijks ingekeken tijdschriften. Zo zonde!
In plaats van verder te gaan met mijn kasten op te ruimen begin ik te bladeren.  En warempel ... ik krijg enorme zin in het fabriceren van een stapeltje nieuwe kledingstukken die nog net in mijn pas opgeruimde lades gaat passen. Een bezoek aan Internet-plekjes die een link hebben met zelf mode maken doet de rest; ik voel de naai-honger!
En ik ontdek een mazzeltje;  mijn stoffenwinkel houdt toevallig uitgerekend nu een summer-sale!  Een uitgelezen moment om bij te tanken wat stoffen betreft. De gedachte dat juist dát voornemen gevaarlijk is voor het gewicht in mijn kledingkast schuif ik vrolijk van me weg.
Mijn Paffje heeft een uitgebreide servicebeurt gehad terwijl ik bedlegerig was, hij kan er weer vol tegen aan. En ik? Ik verdwijn een aantal dagen naar mijn naai-holletje en trap het gaspedaal lekker in. Met als resultaat de kleding op bijgaande foto’s.
In plaats van kledingzakken staat er nu een goedgevulde vakantiekoffer klaar in de gang.

We zijn er weer …!



Mijn laatste blogbericht was er eentje die men niet van mij gewend is.  Een beetje negatief. Nu, bijna zeven maanden later gaat het weer goed met me. Toch was het een heftige periode waarin ik alle tijd en aandacht heb moeten geven aan het feit dat ik ziek ben en daarvoor toch echt behandelingen nodig had.
Vier maanden lang was dat mijn dagtaak, de resterende tijd heb ik doorgebracht met mijn gelieven, die het ook zwaar te verduren kregen. Mijn hobby’s hebben even moeten wijken, aan schilderen, schrijven en kleding maken kwam ik niet meer toe.
Er zijn dagen geweest die kropen … er zijn er ook omgevlogen. Een bizarre tijd met avontuur en ontdekkingen, een beetje schizofreen, geest en lichaam gescheiden, berusting en opstandigheid, verdriet, hoop en lachen.
Ik weet donders goed dat ik niet meer beter kan worden, maar de twee experimentele behandelingen hebben in zoverre succes gehad dat de kleine tumoren in mijn lever voorlopig zijn gestopt met groeien. We hebben in ieder geval tijd gewonnen.
Zo’n kankerbehandeling hakt er wel even in. Bij mij voelde het lichamelijk  als een griepje – ik heb geen pijn gehad, kon me redden met paracetamolletjes – maar mijn lichaam gaf het wél bijna op. Zonder dat ik het zelf écht doorhad en ook niet voelde. Dat werkt toch heel vreemd als je geest zoiets heeft van  ‘ach, dat doen we even, niet mauwen maar poetsen, zie je wel, positief denken heeft echt wel nut’!  Dat positivisme was prima maar verhulde ook wat … de toestand van mijn lijf vertelde een heel ander verhaal en dat gaf extra zorgen.
Toch is alles nu onder controle en ben ik bijna zover dat ik mijn oude vertrouwde leventje weer op kan pakken. Op de vermoeidheid na en met een gelouterd inzicht op het leven. Dankzij de steun van mijn gelieven, alle medici en wetenschappers en niet te vergeten de lotgenoten waarmee ik chat en facebook, kan ik verder.
De komende maanden mogen we van de vakantie gaan genieten. Mijn lijf heeft straling genoeg gehad en moet even pas op de plaats maken voordat er weer met röntgen- of magneetstraling op losgeschoten kan worden. Dus manlief en ik kunnen lekker gaan genieten van ons kampeermiddel op wielen zonder dwingende bezoeken aan de universiteitskliniek, bloedprikken en uren plat liggen. Onze kinderen en hun gezinsleden kunnen eindelijk lekker hun eigen gang gaan zonder de  verplichtende zorg en ondersteuning. Ook hún leven stond vaak onder druk en op z’n kop tijdens het afgelopen half jaar.
Als het maar even kon zijn manlief en ik in de maanden die achter ons liggen er op uit getrokken. Uit de sleur en ellende breken en een moment van ontspanning zoeken. De boel de boel laten en proberen je hoofd leeg te maken en de kanker vergeten. Dat was ook belangrijk voor mijn helingsproces.  Een aantal weekenden, en zelfs een twee weken durende voorjaarsbreak; als manlief vrij had van zijn werk, gingen we toeren. We recreëerden voornamelijk dicht bij huis, op de voorjaarsvakantie na. Begin april hadden we genoeg van  de regenperiode en behoefte aan zon. We  zijn die in Frankrijk gaan halen ... niet alleen voor onszelf, maar voor iedereen want toen we terug waren brak in Nederland de mooie zonnige tijd aan.
 We hebben ontdekt dat Nederland druk en vol is, maar ook heel veel mooie plekjes kent. Dat we in het verleden een waterlinie hebben aangelegd die amper is gebruikt en eigenlijk zinloos was. Dat een oorlogsmuseum helaas nog wordt uitgebreid met materiaal van gevoerde strijd, waar ook ter wereld.
We kwamen er achter dat de Moezelvallei vol stroomt met wijn en vakantievierders, maar dat de vergrijzing daar de zaak verpaupert. We hebben ondervonden dat je soms ver moet rijden wil je de zon in de zee zien zakken. Dat St. Tropez op zich een leuk plaatsje is maar dat het wordt verpest door al dat ge-ëtaleer van rijkdom en decadentie.
Al met al hebben de afgelopen maanden mij veel opgeleverd. Ik relativeer meer, ben tevreden met datgene wat ik nu heb, geniet van alle lieve mensen om me heen die het verdienen eens extra in het zonnetje te worden gezet, want dankzij hen kan ik weer blogberichtjes schrijven ...