maandag 4 april 2011

Boost.


The Boost.

Je kent ze wel; de dorpen op ons vaderlandse platteland. Een centraal dorpsplein met kerk, een gemeentehuis en een keur van kroegen. Daar omheen een ring van statige herenhuizen, kleine winkeltjes en hier en daar een school, allemaal met mooie gevels en een puntig dak.
Hoe verder je van de markt vandaan loopt hoe kleiner de huizen worden. De smalle straten met hobbelige keien fietsend, kom je door wat jaren '60 en '80 wijken met hier en daar een industrieterrein. Tenslotte belandt je in het buitengebied; het domein van de agrariërs met hun grote boerderijen en weilanden die grenzen aan een uitgestrekt bos waarin het heerlijk wandelen is.
Vroeger waren deze dorpen vaak belangrijker dan de steden van nu. Maar we leven in de 21ste eeuw en tijden veranderen. De jeugd uit het dorp trekt weg omdat er geen werk is. Grijze haren schuifelen met rollators door de straten, scholen sluiten, winkels houden op te bestaan. De eerste gaten vallen in de eens zo gesloten karakteristieke gevelwanden van het dorp.
Projectontwikkelaars ruiken kansen en staan in de rij te trappelen van ongeduld om hun ding te gaan doen; en dan is het hek van de dam. Het moet anders! Dit slaperige dorp moet worden gemoderniseerd! Er is geen ontkomen meer aan!
Er is veel verzet, er wordt geprotesteerd en onderhandeld maar de kleine groep recalcitrante dorpsbewoners met oog voor historie, schoonheid, dorpsbelang en gezond verstand moet het tenslotte afleggen tegen de macht van het Grote Geld. Ze hebben geen energie genoeg, noch voldoende kennis van alle gaten, voetangels en klemmen in de ingewikkelde regelgeving, om jarenlang overeind te blijven. Bovendien kunnen zij zich geen slinkse juristen veroorloven en verliezen uiteindelijk de strijd.
Een complete straat wordt weggevaagd. Bulldozers slopen in één week tientallen huizen die eeuwenlang een veilig onderkomen zijn geweest voor respectabele burgers. Wat rest is een groot gat in het eens zo pittoreske dorp; een kale lege vlakte waar de hopen zand snel moeten worden afgedekt met ritselend plastic omdat men heeft geconstateerd dat er asbest in zit.
De tekeningen voor nieuwbouw zijn jaren geleden al ontworpen door trendy architecten. Weg met de diepe tuinen - de groene longen van het dorp - weg met de rommelige aanblik van huisjes in allerlei bouwstijlen! Een groot winkelcentrum moet er gaan verschijnen, strak en modern, hightech, met een diepe parkeerkelder en grote etalageruiten waarin je jezelf kunt spiegelen. Langs grijze trottoirs zullen wanden van beton en staal omhoog reiken naar een honderdtal eenheidsworst appartementen.
Opruimen die vriendelijke puntdaken! De kroon op het werk zal worden gevormd door ruime penthouses voor mensen die neer willen kijken op het plebs en het landvolk en willen zien wat de oude buurman zoal in zijn kleine tuintje doet.
De kettingreactie is in werking gezet en niet meer te stoppen; het hele dorp gonst van de plannen om te vernieuwen, geen enkele lege plek is veilig en elk scheefstaand huis met afbladderende verf op de kozijnen is een potentiële kandidaat voor de sloophamer.
Wanneer ik langs de lege vlakte fiets op weg naar de plaatselijke super, geeft me dat telkens een steek in het hart en een dubbel gevoel. Het is net alsof ik zelf ook een beetje wordt afgebroken.
Ik begrijp best dat we iets zullen moeten doen om een oud dorp leefbaar te houden. Maar zijn daar die zelfde winkelketens voor nodig die ik in de stad ook kan vinden? Wat is er mis met de kleine - vaak verrassende - zaken van individuele middenstanders, wiens etalages en winkelindeling nu eens niet zo "gelikt" zijn? Waarom wordt mijn groenteman en visspecialist verdreven door in plastic gesealde, minutieus afgewogen tweepersoonsporties etenswaar? Heb ik die kant-en-klare maaltijd echt nodig of mag ik mijn kookfantasie nog gebruiken?
Ik kan prima uit de voeten met de kleding, de huishoudelijke apparatuur en de schoenen die ik kan kopen in de nog overgebleven winkels. Een hekel aan een goed gesprek aan de toonbank en even sociaal wachten op je beurt, heb ik niet. En áls ik al wat mis, is de stad prima te bereiken en het Internet in huis.
Ben ik nu gek of snap ik het niet? Als je met jongelui praat hoor je dat ze héél graag in het dorp willen blijven wonen. Maar ze kunnen de woonruimte niet vinden. Ze willen samenwonen met hun partner en zoeken eengezinshuizen waarin ze hun toekomstige kinderen kunnen opvoeden op de manier waarop ze zelf door hun ouders zijn grootgebracht. Zij vormen onze toekomst. Deze generatie is toch niet geholpen met appartementen?
Moeten daar de babyboomers in worden weggestopt? Maar als je het hen vraagt krijg je steevast het antwoord "ik moet er niet aan denken…. allemaal ouwe knarren op een rijtje… nee, ik zorg wel voor mezelf… dat moet kunnen binnen onze zorgcultuur….ik pas mijn huis gewoon aan mijn omstandigheden aan en zolang ik kan blijf ik hier in alle vrijheid wonen." Tja, mensen die gewend zijn aan ruimte en groen om zich heen, kruipen niet in betonnen dozen.
Dus een echte oplossing geven die ontwikkelingsplannen vooralsnog niet. De nieuwe winkels zijn te duur om te worden gehuurd door de plaatselijke ondernemers en de appartementen raken maar niet verkocht. Het enige positieve van het plan is dat de stoeptegels nu een gladde vloer zonder obstakels vormen voor de rollators.
In de dorpse leefbaarheid worden steeds meer gaten geschoten en men mist nog steeds "The Boost". En ik? Ik hark mijn tuintje, kijk een keer omhoog en zwaai vriendelijk naar de nieuwe buren.