zaterdag 6 april 2013

Hoofdstuk twee. De lever.



Mijn tweede hoofdstuk is ingegaan. Binnenkort ondergaat mijn stoffelijk lijf een behandeling  in het LUMC. Het knikkeroog is uitgezaaid. Minuscule kleine kankercellen hebben zich genesteld in mijn lever. Ze hebben zich lang verborgen weten te houden, maar CT-scans, bloedonderzoeken, uitgebreide MRI-onderzoeken en leverpuncties hebben ze uiteindelijk op weten te sporen. Het is een leger van criminele, meedogenloze moordenaartjes die uit zijn op een overwinning.
Maar ze kennen mij nog niet goed: als een detective zal ik alles doen om hen het leven zuur maken, ik geef me niet zomaar gewonnen. Als een veldheer zit ik nu fier op een paard en zwaai met mijn degen, klaar voor de strijd.
Mijn lichaam heeft weerstand tegen de kanker nodig en medicijnen die het een en ander stabiliseren zodat mijn vlees en bloed het nog wat langer op deze wereld uit kan houden. Mijn wapen? Een experimentele behandeling waarvan we niet weten of- en wat het resultaat zal zijn. Het is een strohalm die we grijpen maar het is tenminste iets.
Of mijn geest dat op dit moment allemaal kan bevatten? Ik weet het niet. Ik lijkt soms te bestaan uit twee personen. Eentje die donders goed weet dat ze dood gaat maar zich niet door de kanker laat ringeloren, een ander die vraagt en hoopvol roept; is dit een droom? Wordt eens wakker! Doe niet zo raar! Die twee wisselen elkaar af, net als de bijbehorende emotionele stemmingen.
Het is compleet krankjorum om levenstaken af te moeten sluiten, zeker als je – net als voorheen – alles kunt, geen pijn hebt, er goed uitziet en bruist van levenslust. Morbide. Bizar.
Maar ja, de pragmaticus in mij is van mening dat ik – vóór het niet meer gaat – zakelijk moet zijn en de papierwinkel moet regelen, inclusief testament, euthanasieverklaring en begrafeniszaken.
We hebben dergelijke onderwerpen in het gezin altijd open en eerlijk bediscussieerd maar ja, nu je er direct mee te maken krijgt zijn de gevoelens daarbij toch wel een tikkie anders.
Het vraagt ook veel tijd. Tijd om over na te denken, tijd om beslissingen te nemen, tijd om het definitieve ervan te accepteren. En dat terwijl je beseft dat je niet zoveel tijd meer hebt. Het werkt als een menopauze-opvlieger: je voelt je warm en opgejaagd en het zweet breekt je uit.
Daarnaast gaat het leven gewoon door, dus wil ik een paar daagjes vakantie plannen om goed uitgerust en zo optimaal mogelijk de behandeling in te gaan, moet ik ver vooruit kijken, goed mijn afspraken plannen en tussendoor ook nog mijn huis leefbaar houden. Nee, het leven van een kankerpatiënt gaat niet over rozen. Je hebt het bij tijd en wijlen berendruk!
Aan de andere kant is dat ook een zegen. Netjes in je beste pak op de bank zitten, naar buiten staren en wachten tot je dood gaat is niet mijn ding. Oké, ik heb kanker. Oké, ik word niet meer beter, maar de kanker heeft mij niet!
Ga weg zeg! Ik ga gewoon leuke dingen doen, dingen die ik altijd al deed. Een oog meer of minder doet daar niets aan af. Ik ben erachter gekomen dat je met één oog nog heel veel kunt, als je eenmaal gewend geraakt bent aan het kijken als een Polyphemus. Voor de niet-mythologen: dat was één van de zonen van Neptunus, ook éénogig.
En dat leverlegertje? Nou dat graaft zich maar in. De vermoeidheid die af en toe stiekem om het hoekje komt kijken, jaag ik met vastberadenheid de deur uit; weg hier, ik wil je niet!
Goed, ik geef toe, mijn werkzaamheden verlopen in een trager tempo; so what? Toch verzet ik bergen werk, ben hoog sensitief en reageer op alles en iedereen. Bijna net zoals ver voor de dag dat mijn knikkeroog werd ontdekt.
En voorlopig … … … voel ik me daar kiplekker bij!