maandag 28 april 2014

April dit jaar, wat een feestje!



Heerlijk, een maand met zon, aangename temperaturen en elke-dag-de-tuindeur-open momenten. Het lijkt wel zomer. Omdat we ook een zachte winter achter de rug hebben heeft de winterblues mij dit jaar nauwelijks geraakt en dat voelt uiterst prettig. Dit is puur genieten, wat ben ik toch een goed-weer mens! Als ik tijdens koningsdag in mijn tuin van een oranjetompouce zit te smullen, kan ik niet anders zeggen dan; het leven is een feestje.
Over feest gesproken; onlangs was ik bij de uitreiking van een boek met de titel één groot podium. Een lijvig exemplaar van méér dan een kilo, dat verhaalt over 150 jaar amateurtoneel in Noord-Brabant. Gewone mensen – geen BN-ners maar amateurs – die toneel spelen in kleine en grote zalen, op een megagroot podium, tussen de schuifdeuren in huis of vóór de bar in de plaatselijke kroeg. Vaak ook zónder een dak boven hun hoofd. Producties in bossen, fabrieken, op pleinen en in straten, zodat het publiek letterlijk in het verhaal dat men uitbeeldt kan kruipen.
Of het nu regent of de zon hoog aan de hemel staat, hun voorstellingen gaan door. Velen van hen die ooit met angstige ogen naar samenpakkende onweerswolken boven hun speelvlak staarden, klaar om in te grijpen mocht het gevaarlijk worden, zouden jaloers geweest zijn op de weersomstandigheden van juist deze uitzonderlijke aprilmaand.
De man die het boek heeft geschreven is een innemend mens en een bevlogen inspirator van het theatercircuit waarin ik soms ook mijn ding mag doen. Na zijn pensionering als professioneel theateradviseur kon hij het niet laten om door te gaan op de weg die hij lang geleden is ingeslagen. Hij regisseert, maakt liedjes, tekent en schrijft. Zijn boekwerk is de afsluiting van een hele mooie tijd in Brabant.
Ik kan niet anders dan hem gelijk geven als hij me toevertrouwd nog lang niet met zijn hobby klaar te zijn. Bladerend door het boek komen herinneringen van veertig jaar theaterplezier mijn brein binnenwandelen en prijs ik me gelukkig dat ik een heel klein radertje mocht en mag zijn in het rad dat amateur-theaterkunst heet. Die herinneringen maken me week, doen me verlangen naar de glorietijden van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Verdorie, ik word oud!
In die decennia floreerde het amateurtheater als nooit te voren. Er was openheid, vrijheid, gedrevenheid. Ondersteunende instanties voor het amateur theatercircuit schoten als paddenstoelen uit de lucht, deeltijdopleidingen en cursussen lagen klaar voor iedereen die ook maar iets in de sector wilde leren. Alles mocht, alles kon. Taboes waren verdwenen en we werden uitgedaagd om onze kunstjes naar een hoger plan te trekken. En dat lukte.
Wedstrijden werden gewonnen, de inspiratie was overal aanwezig, geld lag voor het grijpen, al dan niet in de vorm van sponsoren, subsidies en aanmoedigingsfondsen;  de mogelijkheden waren eindeloos.
De komst van dit boek voelt voor mij alsof er een periode afgesloten wordt. Helaas. De crisis en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen draaien het kunst- en cultuurwereldje letterlijk de nek om. Ondersteunende instituten worden opgeheven, adviseurs en raadgevers wegbezuinigd, en dan zwijg ik maar over het wegvallen van de noodzakelijke geldstromen buiten de overheid om. De crisis hakt hier meedogenloos als een nietsontziende bijl door een oud kostbaar bos.
Alle kennis, opgeslagen in bibliotheken en databanken zal nauwelijks meer voor de leek benaderbaar zijn en daarom komt deze uitgave van Pharos op het juiste moment. Het zal in de toekomst kunnen dienen als inspiratiebron en leidraad van hoe het wél zou moeten.
Ik vraag me sterk af of het culturele circuit – en dan met name dat deel dat zich niet professioneel met cultuur bezighoudt – deze kaalslag zal overleven.
Je niet gesteund voelen door een overheid vraagt kracht, doorzettingsvermogen en inventiviteit. Amateurs die zich ondanks dat, met creativiteit en tomeloze energie in willen zetten om hun medemensen op wat voor gebied dan ook te amuseren, krijgen het zwaar. Het is triest dat onze overheden hen zo laat vallen.
We gaan weer opnieuw het wiel uitvinden, drijven op routine … of gooien het bijltje erbij neer. De tijd zal leren waar het ons, amateurspelers gaat brengen in de toekomst.
Wat mezelf betreft probeer ik niet te somber te zijn en ga vol energie beginnen aan een volgende uitdaging: spelen én zingen in een komedie die gezegend is met de titel ‘Moord in de kerststal’. Het is een theaterspektakel met een echt orkest in de zogenaamde Engelse panto stijl. En als je niet weet wat dat is, hou dit blog in gaten en kom een paar weken voor Kerstmis maar eens kijken. We bieden je heel veel plezier voor een zacht amateurprijsje.
Naast het spelen en zingen kruip ik als kostuummaker achter de naaimachine. Dit keer zijn het geen maskers die ik moet fabriceren, maar zullen het lieve engelenjurken, spiegeltjes-schitterende topperspakken, voorname Driekoningen-gewaden, zachte schapenvachten, Maria-zwangerschapsbroeken en goud-grote sterren die we over het hoofd heen aan kunnen trekken gaan worden.
Nu ik dit lijstje voor me zie begin ik me toch een beetje zorgen te maken: de komende zomermaanden mag het natuurlijk heerlijk zonnig weer worden; maar alstublieft … niet té heet!