zondag 31 mei 2015

Hoofdstuk III. En nu verder ...



Het woord Kanker wordt in steeds kleinere letters weergegeven in mijn labellijst. En dat is tekenend. Ja, ik ben nog steeds kankerpatiënt en zal dat blijven.
Ergens in mijn lijf slapen niet-traceerbare genen en piepkleine venijnige cellen. Minuscule overblijfselen van een kankertumor die mijn oog verwoest heeft. Eens zullen ze ontwaken en hun vernietigende arbeid voort gaan zetten. Het voelt als een zwaard van Damocles dat boven je hoofd bungelt. Een oogmelanoompatënt wordt nooit schoon verklaard, slechts naar huis gestuurd met de mededeling; ’We hebben er uit gehaald wat er in zit mevrouw. Ga het beste er van maken en geniet’. Daar kun je het mee doen. Punt.
Fysiek gaat het verrassend goed met me, ik kan het niet anders zeggen. Ik sport, fiets en rijd auto, leef als een God in Frankrijk, maar wel met leefregels. Alcohol is uit mijn leven gebannen en in de felle zon vertoeven mijd ik als de pest. Gezond eten is het credo, met gebruikmaking van bij voorkeur verse, natuurlijke voedingsmiddelen die de werking van de lever ondersteunen. In de regel betekent dit voor mij gekleurde, bittere groenten en fruitsoorten eten, letten op vetten, kurkuma in recepten gebruiken en voldoende water drinken.
Het proces van aanpassen aan het zien met één oog gaat gestaag verder; ik raak er aan gewend en verzin talloze trucjes om problemen en valkuilen te omzeilen.
De ‘kriemels’ die ik eerder waarnam vanuit de lege oogkas - waarin de doorgesneden oogzenuw nog lang actief blijft - komen alleen voor als ik moe ben. Ze dienen als waarschuwing. Wanneer ze opduiken moet ik gas terug nemen, mijn oogleden sluiten en het overgebleven oog en mijn hersenen rust gunnen.
Dat zelfde geldt voor de momenten van zweverigheid waarin de wereld plotseling om me heen gaat draaien en het voelt alsof ik bezopen ben. Een teken dat ik mijn overgebleven oog te intensief (heb) belast. Dit verschijnsel duikt op de vreemdste en ongelukkigste momenten op en dan geldt voor mij: je blik gericht focussen op één plek, ogen dicht en een paar minuten rust nemen van datgene waarmee je bezig bent. Een trucje dat ik nu bijna automatisch toepas.
Ik doe mijn best het zo onopvallend mogelijk te gebruiken en mijn acteerervaring is een goede steun daarbij. Voor een buitenstaander is het soms even wennen als hij mijn persoontje bijna roerloos en met dichte ogen op een bankje ziet zitten, 112 bellen is echt niet nodig!
In mijn eigen huis valt het niet op wanneer ik op bed lig of ga bankhangen. Maar in andere – vooral openbare – plaatsen vind je zo snel geen plekje waar je ongestoord tot jezelf kunt komen. Steeds minder eigenlijk. Het valt me op dat je in Nederland altijd wel omringd wordt door mensen, herrie, beweging, licht en drukte.
Als ik aan het winkelen ben moet ik noodgedwongen mijn toevlucht zoeken in een van de schaars beschikbare toiletten en geloof me, dat zijn nu niet de plezierigste privéplekjes.
Stoelen of bankjes zijn héél ver te zoeken in winkelketens en je moet er vooral niet om vragen – of je moet bij de Zweedse gigant binnenlopen. Dus hang ik maar tegen een in de weg staande kolom die een heel dak torst, een stukje onbedekte wand of displaytafel aan. Wat dan weer boze en vragende reacties oplevert; begrip voor mensen met een beperking is vaak nog zo ver te zoeken in dit beschaafde land! Winkelwagentjes en de wandelwagen van de Kleine Zoon? Laat mij er maar achter lopen, geen probleem, ik heb er een gratis en onopvallend steuntje aan!
Tijdens vakanties zijn stille kerken, parken en dorpspleintjes voor mij geliefde plekken. Musea doen het ook goed, maar zijn tegenwoordig vaak zo verschrikkelijk drukbezocht.
Buiten mijn eigen vertrouwde omgeving loop ik met een simpele houten stok als hulpmiddel. Die heb ik al tientallen jaren nodig na het doormaken van een TIA die de oorzaak is van het feit dat één van mijn voeten de neiging heeft om te gaan slepen als ik wat langer loop. Het heeft destijds best tijd gekost om hiermee mijn ego te trotseren; je voelt je al snel een oud vrouwtje met zo’n ding in je hand. Maar hierbij prevaleert het voordeel boven het nadeel.
Het beste exemplaar heb ik overigens gevonden in Aigues-Morte, Zuid Frankijk.  In dat oude piratennest(!) liepen we zomaar een bijzonder winkeltje binnen. Nee, niet gespecialiseerd in ooglapjes maar in wandelstokken en hulpmiddelen. Een vriendelijke oude baas die zelf het één en ander mankeerde heeft me geholpen een mooi donkerbruin glanzend stokje uit te kiezen met een lekker aanvoelend handvat. Geheel gratis heeft hij het voor mij exact op de goede lengte gemaakt, chapeau!
Tegenwoordig ondervind ik zelfs meer steun van mijn stokje dan voorheen. Door het ontbreken van dieptezicht val en struikel ik regelmatig en dat is link op mijn leeftijd. Vooral (rol)trappen en een ongelijke of schuine ondergronden blijven obstakels. Ook het snel instappen in treinen en metro’s valt niet mee als je slechtziend bent.
Mijn stokje heeft me meerdere malen gered, net die steun gegeven die ik nodig had wanneer ik dreigde ter aarde neer te storten. Ook gebruik ik hem om de juiste hoogte van datgene dat voor me ligt aan te tikken zodat ik in kan schatten hoe hoog ik mijn voeten op moet tillen. Dit probeer ik zo subtiel mogelijk te doen uiteraard.
Ik twijfel nu of ik mijn oude vertrouwde wandelgezel niet in moet wisselen voor een wit-rood exemplaar. Niet dat ik totaal blind ben natuurlijk, maar ik maak wél vaak onverwachte ‘moves’ doordat ik niemand aan zie komen aan mijn linkerkant. Dat - en het in botsing komen met van alles -  veroorzaakt schrikreacties, bij mij en bij anderen. Dat is voor mede weggebruikers niet altijd prettig.
Zo’n blindenstok geeft aan dat je blind of slechtziend bent zodat men op jouw gedrag kan anticiperen… Hij zou bovengenoemd probleem voor een groot deel kunnen wegnemen. Maar deze keer speelt mijn ego weer op; moet ik dit wel doen? Wil ik al die aandacht wel op me gericht? Maak ik mezelf niet al te afhankelijk? Of belachelijk? Ik ben er nog lang niet uit.

Veel zwaarder weegt het feit dat je met een doodvonnis moet leren leven. Fysieke ongemakken zijn in de meeste gevallen op te lossen, mentale zaken vergen meer tijd en energie. Gelukkig ben ik een behoorlijke positivo, mijn glas is altijd half vol; genieten van het leven staat centraal en met grote letters in mijn hersens gegrift. Maar daarmee red je het niet altijd.
Je kunt jezelf nog zo goed, zo sterk en zo gezond voelen; kanker verdwijnt niet uit je leven, nooit meer. Hij zit niet elk moment op de voorste rij van het publiek dat naar mijn voorstelling kijkt maar telkens wanneer er iemand ernstig ziek wordt, of het onderwerp Kanker staat – negatief of positief – in de publiciteit, raakt het me. Zelfs als de kanker zich een tijdje in mijn ziel verstopt, weet ik hem zichtbaar.
Laatst werd ik er weer onverwacht mee geconfronteerd toen ik tv zat te kijken. Volgens het televisieprogramma Radar meent de verzekeringsbranche jou tot op de dag van vandaag een poot uit te moeten draaien, zelfs als je twintig jaar geleden al schoon c.q.. genezen  werd verklaard. Radar heeft gelijk. Werken na kanker, een nieuwe baan vinden, huizen kopen? Het lukt (ex)kankerpatiënten zelden deze zaken zonder grote problemen en financiële offers te doorstaan. Naast de ellende van het ongewild ernstig ziek zijn, krijg je dat er gratis bij.
Een eerste confrontatie daarmee heb ik achter de rug. Een aflopende risicoverzekering vernieuwen of verlengen? Ik heb het opgegeven. Manlief en ik hadden geen zin om allerlei domme, beledigende en emotioneel zware vragen te moeten beantwoorden aan lui die slechts dollartekens in hun ogen hebben. Om dan na heftige discussies te moeten vernemen dat je reeds afgeschreven en uitgekotst wordt ver vóórdat je bent overleden.
Elk half jaar staat er een afspraak in mijn agenda waar ik niet omheen kan, is er een week die spanning geeft, voor mij zowel als voor mijn gelieven. Planningen lopen bewust tot die data en zelden erna. Altijd weer die slag om de arm houden, de mits en de maar…
Je wordt als chronisch kankerpatiënt een paria van deze maatschappij en daar moet je tegen kunnen. Je kunt je er mentaal nauwelijks voor wapenen en vele medepatiënten haken af, trekken zich terug op hun eilandje en doen er het zwijgen toe.
Naast de fysieke pijn maakt kanker je op deze manier zieker en zieker.  Je voelt je een roepende in de woestijn omdat er – naast jou – maar weinig mensen zijn die beseffen dat over een tijdje drie op de tien Nederlanders met deze ziekte zal worden geconfronteerd; bijna één derde deel van de bevolking dus! De zwarte pest uit de Middeleeuwen was er niets bij!
Voor dat aspect is weinig aandacht. Het feit wordt sporadisch gemeld en daar blijft het bij. Dat constateer ik als Kanker weer eens in de publiciteit staat bij inzamelingsacties, sportwedstrijden, actualiteitenrubrieken en dergelijke.
Contact met lotgenoten, gesprekken met dierbaren, overleg met doktoren en begeleiders is én blijft nodig, communicatie onderling – op welke manier dan ook – cruciaal. Je moet je emoties, gevoelens, angsten en driften ergens kwijt, op wat voor manier dan ook. Zelfs op een persoonlijk – in de regel optimistisch – Webblog zoals dit. Dus ga ik verder op deze weg …

vrijdag 29 mei 2015

Wandelwagen.

Kleine man is uit zijn eerste vervoermiddel gegroeid en wordt nu rondgereden in een stoere wandelwagen. Gelukkig kan die helemaal horizontaal, zodat zijn dutje gewoon kan doorgaan. Om het prinsje te beschermen tegen kou en wind - het is nog lang geen zomer helaas - heeft oma zich achter haar naaimachine uitgesloofd om een stoere wandelwagenzak te maken waar hij nog een tijdje in kan.

Zo'n dertig jaar geleden waren die dingen nog simpel. De huidige wandelwagens zijn voorzien van een hoop technische snufjes en gordels. Het vereist dus wat denkwerk om een goed patroon te maken met al die doorgangen, gaten en drukkers. Maar het is gelukt.

dinsdag 26 mei 2015

‘Rare jongens, die Romeinen´.



Een veelzeggende zin uit de stripboekenreeks van Asterix en Obelix, waarin de Romeinen (zoals wij die heden ten dage menen te kennen) een belangrijke rol spelen. Naar die Romeinen ben ik tijdens een voorjaarsvakantie op zoek gegaan. En naar één van hun vernietigers … een uitbarstende vulkaan.
 Vulkanen, actief of uitgeblust, we hebben er veel op deze aarde. En ja, oude lang uitgewerkte vulkanen kom je dicht bij huis tegen in Frankrijk – in de Auvergne – of in het Duitse Eifel-gebied. Je kunt amper zien dat het ooit echt werkende exemplaren zijn geweest.
Toch hebben we niet eens zo ver van ons eigen landje vandaan gevaarlijke uitstulpingen liggen, denk maar eens aan de vulkanen die zich onder de gletsjers van IJsland verbergen. Daar maken ze zich grote zorgen sinds begin dit jaar de Bardarbungavulkaan weer actief is en dreigt uit te barsten; het gevaar is nog steeds niet geweken. En wat te denken van de Etna op Sicilië, die gaf in februari nog een lavaspektakel in de sneeuw te zien.
Mijn interesse gaat vooral uit naar de Vesuvius die dichtbij de stad Napels in Italië ligt. Die, nu  gelukkig slapende vulkaan, heeft in het jaar 79 na Christus haar omgeving verwoest door een enorme uitbarsting die gepaard ging met grote lavastromen, giftige gassen, aswolken en een exploderende krater. Hij vernietigde in zeer korte tijd de Romeinse steden Pompeii, Oplontis, Stabiae en Herculaneum.
We weten dit omdat er ooggetuigenverslagen van zijn gevonden in Romeinse geschriften. Eeuwen later vonden talrijke opgravingen plaats die sporen uit het verleden hebben blootgelegd die de verhalen ondersteunen.
Nu ben ik geboren met een zwak voor geschiedenis. Het schijnt in mijn genen te zitten want ik onthoud feitjes en geschiedenisweetjes bijna als vanzelf en word in mijn gedachten letterlijk het verleden in getrokken wanneer ik ‘ouwe troep’ tegenkom. Ik weet het; ik ben een regelrechte ramp voor anderen op vakantie-excursies, ik blijf gidsen uithoren, vragen stellen en ga altijd lang  op onderzoek uit. Ik kan het maar niet laten.
Vakanties worden steevast gebruikt om mijn kennis van het verleden te verdiepen en aanschouwelijk te maken, ik zoek intuïtief de plekken op die een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van ons menselijk ras. Niet elke vakantiedag wordt ingevuld met lesjes geschiedenis hoor  – dat pikken mijn gelieven niet, en terecht – maar ik vind overal wel iets interessants wat te maken heeft met leven in het verleden.
Sinds ik op de Lagere School de muurplaten over die vuurspuwende Vesuvius zag met op de voorgrond angstige en vluchtende Romeinen, wilde ik Pompeii zien. Afgelopen maand – vijftig jaar later – was het zo ver en zag ik, al rijdende over een snel stuk tolweg, die imposante Monte Vesuvio voor mijn ogen opdoemen. Acht kilometer in doorsnee en 1281 meter hoog, zijn top nog zwart van de lava en as die hij voor het laatst in 1944 uitbraakte.
 Via een lang smal weggetje vol haarspeldbochten kun je met de auto naar boven rijden  tot aan een parkeerplaats. Daar betaal je entree en dien je goede wandelschoenen te hebben om over het gebaande pad van gebroken lavagravel steil omhoog naar de rand van de krater te klimmen. Sommigen doen het op slippertjes …Levensgevaarlijk, want daar schuif je mee uit en die gravel is gemeen scherp. Pleisters en bloeddruppels op de stenen bewijzen dat.
Eenmaal boven heb je een spectaculair uitzicht over Napels en de Tyrreense zee. Je ziet Pompeii en Herculaneum liggen en kunt in de krater kijken waar hier en daar nog kleine wolkjes naar zwavel stinkende rook omhoog kringelen. Vriendelijk ogend… maar ondertussen!
Deze vulkaan wordt nog altijd door wetenschappers in de smiezen gehouden, zeker wanneer de vulkanische activiteit van moeder aarde weer eens opspeelt. Slapen betekent immers ook … een keertje wakker worden!

Pompeii is op de dag van vandaag een toeristische trekpleister van jewelste. Eén grote vlakte met de resten van een stedenbouwkundige structuur waar je u tegen zegt. Restanten van straten en huizen uit de Romeinse tijd.  Zonder plattegrond kun je verdwalen als je letterlijk over dezelfde keien loopt waarop destijds gladiatoren, dichters, bevallige Romeinse dames, oudere debatterende mannen en spelende kinderen hun weg hebben gezocht.
 In de zomer is het er bloedheet, in het voorjaar nog net te doen mits je water en wat te eten meeneemt. Op het terrein is niets te krijgen, afgezien van het koele drinkwater dat uit gereconstrueerde romaanse fonteintjes stroomt. Pompeii is een stukje wereld erfgoed dat in stand moet worden gehouden en dat is niet makkelijk in tijden van crisis.
Er staat geen huis meer overeind, er wordt nog steeds gegraven naar resten en er vinden talrijke archeologische onderzoeken plaats. 45 van de 66 hectare die Pompeii ooit besloeg is nu blootgelegd. De vele belangrijke vondsten zijn overgebracht naar het Archeologisch Museum in Napels.
Dankzij Pompeii en de schrijfkunst van de toenmalige bewoners weten we veel van het leven van de Romeinen. In het jaar 79 was het een stad met ruim 20.000 inwoners. Er waren niet alleen huizen, maar ook winkels met ingemetselde kruiken om spijzen in te bewaren, tempels, badhuizen, openbare gebouwen, theaters en arena’s, villa’s,  een bordeel,  een water-  verwarming- en rioolstelsel. Pompeii kende een geordende samenleving  met regels.
Onze democratie vindt haar oorsprong juist in die Romeinse tijd. In Pompeii voel je de sporen ervan letterlijk onder je voeten. Eigenlijk verschilt de basis van het leven van nu niet veel van dat wat in Pompeii destijds werd geleefd.
Door die beroemde onverwachte uitbarsting van de Vesuvius werd de levendige stad in enkele uren totaal verwoest, er kwamen duizenden mensen om het leven. Vluchten had weinig zin, waar moest men naar toe?
De meesten mensen kwamen om door de uit de lucht vallende brandende stenen en de giftige en gloeiend hete gaswolk die in een mum van tijd over de stad trok, hen verraste en een spoor van vernieling achterliet. Daarna werden hun overblijfselen bedekt door lagen as, puimsteen en lava.  Door de holtes van de vulkaanas die men vond tijdens de opgravingen, te vullen met stollend gips (afdrukken die nu te zien zijn in het museum van Napels), vond men de resten van omgekomen mensen, dieren en gebruiksvoorwerpen terug.
En dat brengt het lijden van toen ineens heel dichtbij: je ziet in die afdrukken een moeder met kind, een knielend meisje, een zich half oprichtende man, een paar verstrengelde gelieven, slaven met de sandalen nog aan hun voeten en een hond. Hun gelaatsuitdrukking in die laatste seconden van het leven spreekt boekdelen. Pompeii is daardoor overweldigend. Het maakt je klein.
Mooier om te zien en beter te begrijpen is de kleinere opgraving van Herculaneum. Daar zijn nog complete huizen onder de as vandaan gehaald. Hier zie je het beschilderde behang  op muren zitten, een weliswaar zwartgeblakerde maar bijna complete trap naar een bovenverdieping leiden, een stuk gesmolten glas in een Romeins slaapkamerraampje hangen.  In Herculaneum voel je het leven in een Romeins dorp, je ziet de planken waar de Romeinen hun kleding op hebben gelegd toen ze een bad namen, en met enige fantasie en met je ogen dicht hoor en ruik je het leven van alledag in die eerste eeuw na Christus.
In Herculaneum (Ercolano in de huidige schrijfwijze) hebben de inwoners nog kans gezien via de haven met bootjes de zee op te vluchten. Dit stadje werd niet getroffen door vallende stenen, maar door een pyroclastische stroom. Daarna werd het door modder en as bedekt. Alleen in de buurt van de haven werden skeletten gevonden. De rest van Herculaneum bleek verlaten.
Romeinen waren meesters in de architectuur en bouwkunst. Bovendien hielden ze zich bezig met de wetenschappen en schreven hun bevindingen neer in verslagen zodat hun nageslacht ervan kon leren. Het was een nieuwsgierig, machtsbelust en – ondanks hun overwinningsdrift en wreedheden – beschaafd volk. Terwijl wij in Nederland nog elkaar de hersens insloegen met knuppels en stenen hielden zij zich bezig met kunst, sport en het debat.
Eén derde deel van Herculaneum is blootgelegd, de rest zit nog verstopt onder de grond, dus wie weet wat er allemaal nog te vinden is? Ook hier is men zichtbaar bezig met opgraven, elke dag weer.
In tegenstelling tot Pompeii is Herculaneum na de uitbarsting weer opgebouwd. Een vulkaan mag dan wel een tijdbom lijken, zijn uitstoot geeft de omgeving ook waardevolle en zeer voedselrijke landbouwgronden, die eeuwenlang onmisbaar waren voor het zuiden van Italië.
Wanneer je midden in het Romeinse deel van Herculaneum staat en je blikt naar boven, zie je op de gestolde lavalaag weer huizen, tuinen en moderne nieuwbouwflats staan. Een bizar gegeven.
Ik schat dat het moeilijk graven zal worden met een kleine stad boven je hoofd. Maar toch, onze nieuwsgierigheid naar het verleden wint het wel vaker van praktische problemen.
De stad Napels ligt nu zowat tegen de voet van de vulkaan aan. Gelukkig liggen er draaiboeken klaar voor het geval deze slapende reus ooit wakker wordt, maar het blijft voor mij een vraag hoe snel en efficiënt je miljoenen mensen kunt evacueren voordat je getroffen wordt door een regenbui van stenen of een windvlaag vol giftig gas.
De omgeving van de Vesuvius laat je eens te meer beseffen dat het leven na rampen gewoon doorgaat, een wijze les die wel bij me past.
Rare jongens, die Romeinen? Nou, ze deden het lang niet gek als je er achter komt dat zij tweeduizend jaar geleden met bijna dezelfde democratische normen en waarden leefden als wij nu.